De freethinker kat-en-christus
Existentiële benauwdheid is geen gezonde basis voor geloof
Bertrand Russell schreef: ’Er is iets zwaks en verachtelijks aan een mens die niet opgewassen is tegen de gevaren van het leven zonder de hulp van troostrijke mythen.’ Zijn christenen zwakke, bange mensen?
Deze vraag is een variant van de vorige, waarin eigenlijk alles al gezegd is, maar het is interessant om Strengholt er nog wat anders op te zien antwoorden:
”Ik neem aan dat hiermee wordt bedoeld dat christenen in hun God geloven omdat ze troost nodig hebben en omdat ze zonder dit geloof niet tegen de gevaren van het leven zijn opgewassen. Laat me dan even voor alle helderheid melden dat ik blij ben met de troost van het evangelie, maar dat dit niet de reden is voor mijn geloof.
Het christendom ontstond als geloof van mensen die bereid waren ernstig te lijden omwille van hun overtuiging. Waren ze dus ’zwak en niet opgewassen tegen de gevaren van het leven’ en werden ze daarom christen?”
Het is duidelijk dat Russell het over de tegenwoordige christenen heeft en een verwijzing naar mensen van 2000 jaar geleden niet erg to the point is. Pas de moderne tijd heeft mensen laten zien dat de bijbel een aaneenrijging is van mythen. Het verachtelijke vangt dan ook pas aan wanneer we op de moderne tijd aankomen en mensen nog steeds hun troost halen uit wat iedereen, ook zijzelf, ontmaskerd heeft als mythen. Aangezien Russell het woordje ’verachtelijk’ gebruikt, is het wellicht gepast om de woorden van Nietzsche hier voorbij laten gaan, al keek Russell nogal neer op deze filosoof. Nietzsche kan het echter meestal beter zeggen dan iemand anders wanneer het om christelijk geloof gaat:
De Antichrist, §38
”De gelovige mens van vandaag – ik stik van zijn adem… Tegenover het verleden beschik ik, net als iedereen die er weet van heeft, over een grote tolerantie, dat wil zeggen over een grootmoedige zelfbeheersing: ik doorloop hele millennia van waanzin, of die nu ’christendom’, ’christelijk geloof’ of ’christelijke Kerk’ heet, met sombere behoedzaamheid, – ik pas wel op om de mensheid voor haar geestesziekten verantwoordelijk te maken. Maar mijn gevoel slaat om, slaat op hol zodra ik in de nieuwere tijd, in onze tijd beland. Onze tijd weet wél beter. Wat vroeger alleen nog maar ziek was, is tegenwoordig onfatsoenlijk geworden, het is onfatsoenlijk om tegenwoordig nog christen te zijn. Ik kijk om me heen: er is geen woord meer over van wat vroeger ’de waarheid’ heette. Iedereen, ook de priester, weet dat er geen ’God’ meer bestaat, geen ’zondaar’, geen ’Verlosser’, dat ’vrije wil’, ’een wereld bestuurd door God’ leugens zijn. Alle begrippen van het christelijk geloof zijn ontmaskerd voor wat ze zijn, valsemunterij. We weten tegenwoordig zelfs wat die uitvindingen werkelijk waard zijn, waartoe ze dienden. Ons gedrag van elk ogenblik, ieder instinct, ieder waardeoordeel dat in daden wordt omgezet is vandaag de dag in strijd met het christelijk geloof. Wat voor misgeboorte van valsheid moet de moderne mens dan niet zijn, dat hij desondanks zich niet schaamt nog christen te worden genoemd.”
Strengholt stelt dus eerst dat christenen het tegendeel van zwak zijn, aangezien vroegere christenen bereid waren hun leven voor hun geloof te geven. Dat dit argument van geen enkele relevantie is geeft lost Strengholt op door er achteraan te zeggen dat troost zowiezo niet de reden is voor zijn geloof. Strengholt laat de lezer vervolgens niet weten wat dan wel zijn reden is, maar uit eerdere opmerkingen die hij meerdere malen gemaakt heeft kan men opmaken dat hij zichzelf wijs maakt dat hij gelooft omdat de historische feiten het christelijk geloof zo sterk ondersteunen dat hij wel voor de waarheid ervan moet zwichten! Alle kritiek op het christelijk geloof katst af op wat hij beschouwt als een ondoordringbare verdediging. Inderdaad, een krachtige reden indien hij eerlijk de feiten ook maar ooit onder ogen zou zien, maar wat hij in zijn boekje consequent gedaan heeft is eenvoudig alles wat de moderne bijbelwetenschap heeft aangereikt als onderzoeks-resultaten negeren, om nog maar te zwijgen over hoe hij geen enkele conclusie heeft hoeven trekken uit de onderzoeks-resultaten van alle andere takken van wetenschap. Meerdere malen heeft hij wetenschap eenvoudig nonchalant van tafel geveegd en afgedaan als op gelijke voet staande als een bijbelverhaal waarin een in het water gevallen bijl weer naar boven komt drijven: in wetenschap kan volgens hem zomaar weer alles op zijn kop gezet worden en dat staat dus blijkbaar gelijk aan een bijl die de wet van de zwaartekracht niet gehoorzaamt.
Alsof het onwaarachtige van zijn geloof nog niet genoeg uit de doeken is gedaan vervolgt Strengholt ook met het omgekeerde argument. Dus christenen mógen zwak zijn en mógen naar troost zoeken:
”Wat een asociale uitspraak van Russell trouwens. Wat is er zwak aan de behoefte van troost? Wat is er mis met zwak zijn? Wat een verachtelijke visie op mensen met problemen die troost zoeken. Of is het troost zoeken soms alleen verachtelijk als dat in het christelijk geloof gebeurt, maar niet als troost wordt gevonden bij de psychiater en met pilletjes?”
Strengholt ontgaat dat Russell niet zwakheid en troost zoeken verachtelijk vond, maar kracht putten uit troostrijke mythen. Dat kan vergeleken worden met drugsverslaving. Drugsgebruik lossen het probleem niet op. Ze versterken het probleem.
Wat er aan christelijke geloofsbeleving mis kán zijn kan men wel degelijk in de wetenschap van de psychologie beantwoord zien. Net voordat hij overleed gaf Albert Ellis mij toestemming om zijn essay The Case Against Religion in het Nederlands te vertalen en op het internet te zetten: http://www.kolumbus.fi/volwassengeloof/albertellis.htm
Uitgangspunt van een psychotherapeut is om mensen te helpen zo weinig mogelijk te lijden aan existentiële benauwdheid en vijandigheid, precies datgene dat ik in mijn leven heb opgemerkt als typerend voor christenen, en ook uit mijn eigen gelovige leven ken.
Ellis geeft vervolgens negen kenmerken van geestelijke gezondheid. En al die negen worden door de christelijke godsdienst in meer of mindere mate aangerand.
In plaats van een pijnlijke opmerking als asociaal te beschouwen zou Strengholt de uitspraak kunnen zien zoals de latere Sartre het overdacht: dat de moderne christelijke overgave niet authentiek is, maar een daad van jezelf ontrouw worden, een vorm van zelfdeceptie, ’valsemunterij’ of ’jezelf voorliegen’ zoals Nietzsche gewoon was het te betitelen. Op dezelfde manier als dat alcohol of drugs geen antwoord zijn op de existentiële benauwdheid, maar troost zoeken op die manier iets verachtelijks heeft.
”Een miljoen Nederlanders zitten op de één of andere manier aan troostende pillen. Zelfs al zouden ’de mythen’ die mensen geloven volstrekt onwaar zijn, dan nog is de vraag of dat niet te verkiezen is boven de pillen die de dokters voorschrijven.”
Dat zou inderdaad een argument kunnen zijn. Mijn eigen antwoord voor zowel vrome christenen als de pillenslikkers, alcoholisten, drugsverslaafden en zelfmoordkandidaten is dan ook om geestelijk op te groeien, geestelijk volwassen te worden. De sleutel is het leven lief te leren hebben, in voorspoed en in tegenspoed. Dit is nogal gemakkelijk om te zeggen, en de innerlijke groei van een mens schijnt een proces te zijn dat maar bar langzaam gebeurt.
Ik ben een optimist, maar besef dat niet iedereen deze levensinstelling meekrijgt. Het is duidelijk dat een prille jeugd die hiertoe de mogelijkheden geeft en een opvoeding die hiertoe aktief opvoedt de beste resultaten oplevert; en ook dat sommige mensen die vanwege die jeugd het omgekeerde hebben meegemaakt een lange tocht hebben om geestelijke gezondheid te bereiken.
Ziekte moet men echter nooit gladstrijken door begrip ervoor of respect ervoor op te eisen. Doet men dat dan verliest men het zicht erop dat het om ongezondheid gaat die overwonnen dient te worden.

