Zondag 31


De freethinker kat-en-christus

De bijbel is op geen enkel gebied een autoriteit

De bijbel wordt in discussies gebruikt als bron van autoriteit. Zijn de schrijvers van de bijbel kennisexperts die goed gevalideerde kennismethoden hebben gebruikt? Zo niet, moeten we de bijbel dan maar wegstrepen als bron van autoriteit?


Strengholts antwoord:

”De kerk heeft door alle eeuwen heen gezegd dat de bijbel onze bron van kennis is over God en verlossing. Nimmer heeft de kerk gepretendeerd dat de bijbel een vakwetenschappelijke kennisbron is. Tot in de 19e eeuw Amerikaanse christenen, in een tijd van alom heersend positivisme en geloof in de wetenschap, de bijbel wel zo ging behandelen.”


Dit komt neer op exact hetzelfde verhaal als dat van iemand die dacht goed verzekerd te zijn, totdat zijn huis afbrandde en hij ternauwernood de dood ontsnapte, en het antwoord kreeg: ”Ja meneer, u hebt een levensverzekering met inderdaad een bijzonder hoge uitkering, maar aangezien u het overleefde komt er daarvan nu niets op uw rekening. Uw inboedel was tenslotte niet verzekerd. Daar is nooit sprake van geweest. Dat hebt u blijkbaar uzelf maar wijsgemaakt toen uw huis in brand stond.”

Het ergste is nog wel dat Strengholt zich historicus noemt. Ik vraag me nu werkelijk af wat zijn deelgebied is geweest. De geschiedenis van de Azteken? De geschiedenis van de Hottentotten wellicht? Zou het echt zo zijn dat hij van de christelijke geschiedenis van bijbelinterpretatie niets weet van vóór de 19e eeuwse Amerikanen?

Zelfs de verwijzing naar Amerikaanse christenen klopt niet. Fundamentalisme werd in Amerika pas geformuleerd als kreet vanaf 1922. De term was geïnspireerd door een serie essays genaamd The Fundamentals die een aantal protestantse Amerikaanse conservatieve theologen hadden geschreven van 1910 tot 1915. Waar ze toe opriepen was totaal niets nieuws, maar een noodkreet om terug te keren naar de overtuiging die de kerk van alle eeuwen altijd hoog in het vaandel heeft gehad, namelijk de goddelijke inspiratie – oftewel het absolute gezag –  van de bijbel en het verwerpen van alle vormen van vrijzinnigheid. Voor een gereformeerde Hollander aan het begin van de 20ste eeuw had het Amerikaanse fundamentalisme dus zelfs niet het kleinste nieuws item wat betreft de hermeneutiek van de bijbel te vertellen. Het was juist de vrijzinnigheid die vanaf de 18e eeuw een volkomen nieuw verschijnsel was in het christelijk geloof: mensen die hun conclusie hadden getrokken uit de onderzoeksresultaten van de wetenschap en de bijbel bijgevolg niet meer als betrouwbare bron van informatie konden beschouwen aangaande allerlei zaken. Ze leerden van de wetenschap dat men Genesis 1-11 niet meer moet opvatten als waar gebeurde geschiedenis, de wonderen van Jezus niet letterlijk genomen moeten worden, noch zijn maagdelijke geboorte, noch zijn letterlijke opstanding, noch zijn letterlijke wederkomst (leringen die de serie The Fundamentals hoog wilden houden). Waar vrijzinnigen nog aan vast wilden houden was het christelijk geloof als een sociale en existentiële boodschap van hoop.


Uiteraard zijn er wat betreft fundamentalisme en vrijzinnigheid allerlei gradaties. En dat is nu net waar deze Strengholt zelf zo’n prachtige illustratie van is. Want hij is een fundamentalist in zo ongeveer alles wat ik onder ogen heb gehad van hem, met uitzondering van een opmerking dat de creationisten de scheppingsmythe als letterlijk gebeurde geschiedenis lezen, hetgeen hem niet lukt. En deze fundamentalistische Strengholt laat ons nu weten dat hij in het geheel geen fundamentalist is. Wel, in dat geval zijn de Amerikanen dat ook niet. Al in de 40-er jaren van de vorige eeuw wilde zowat geen Amerikaan meer een fundamentalist genoemd worden, aangezien het zich al gauw had ontpopt tot extremisme. Men noemde zich vanaf die tijd liever ’evangelicaal’. Geen enkele fundamentalist met een greintje verstand heeft behoefte aan een bijbel verdedigen die een pi tot op de dertigste decimaal nauwkeurig weergeeft. Uiteraard gaat het in het christelijk geloof om de ’goede boodschap’. Maar wat precies honderd jaar geleden in ’the Fundamentals’ naar voren werd gehaald was eenvoudig het christelijk geloof van alle eeuwen, dat vóór en na deze episode eenvoudig de ruggegraat van het christelijk geloof is geweest en het altijd zal zijn, of het nu katholiek, oosters-orthodox of protestant is. Al het christelijke geloof dat daar vrijzinnig vanaf dwaalt is een opstapje tot ongeloof.

Nooit heeft het christelijk geloof inspiratie opgevat als woordelijk dicteren van de heilige geest. Maar dat wil bepaald niet zeggen dat het geloof van alle eeuwen niet de betrouwbaarheid van de bijbel in alle opzichten hoog hield.

 
Strengholt is inmiddels honderd jaar verder en heeft, net als ik vroeger als fundamentalistische christen, al best door dat Genesis 2 en 3 een mythe is waar hij niet omheen kan. Maar zelfs wat het bestaan van Adam en Eva betreft blijft hij nog verdacht fundamentalistisch, aangezien hij bijbelwetenschap volkomen links laat liggen en zo ongeveer tien maal een opmerking maakt hoe onbetrouwbaar überhaupt de wetenschap is, terwijl hij eenzelfde opmerking over de bijbel nooit en tenimmer maakt. Ofwel Strengholt speelt een slinks spelletje, ofwel hij speelt het spel zo slecht dat ik welhaast moet opmerken dat hij zijn eigen spelregels nooit eens goed bestudeerd heeft.

Laat ik de koe eens bij de horens vatten en eens laten zien hoe christenen van vóór die zogenaamde 19e eeuwse Amerikaanse fundamentalisten hun bijbeltje lazen. Laat ik me beperken tot het scheppingsverhaal en het zondvloedverhaal. Hier een tekst van Maarten Luther, uit zijn commentaar op Genesis:

”De auteur van Genesis [voor Luther was dat Mozes] wil ons niet onderwijzen over allegorische wezens en een allegorische wereld, maar over echte wezens en een zichtbare wereld die men met de zintuigen kan opmerken. Daarom noemt hij een schop een schop, zoals het spreekwoord het zegt, dwz. gebruikt hij de termen ’morgen’ en ’avond’ zoals wij gewend zijn te doen, zonder allegorie.”


Even later spoort hij christenen aan

 
”verschillend te denken van de filosofen omtrent de manier waarop deze dingen veroorzaakt werden. Indien sommige zaken al onbegrijpelijk zijn voor ons (zoals de zaak die nu voor ons ligt aangaande ’de wateren boven de hemelen’), dan moeten we ze toch geloven en liever toegeven dat het ons aan weten ontbreekt dan kwaadaardig en hoogmoedig ertegenin gaan en ze interpreteren naar wat ons verstand juist lijkt. We moeten aandachtig de uitdrukking van de Heilige Schrift in acht nemen, en blijven bij de woorden van de Heilige Geest, die het behaagde zijn creaturen op deze manier te plaatsen: in het midden was het uitspansel (firmament), dat voortgebracht werd uit de ongevormde hemel en de ongevormde aarde, en dat door het Woord werd uitgespannen. Voorts, zowel boven als onder het uitspansel waren wateren, die ook uit deze ongevormde massa werd afgescheiden.”

Lezing over Genesis, hfst. 1


Blijkbaar was Luther was duidelijk een 19e eeuwse Amerikaanse fundamentalist.

Apologeten die met de 19e eeuw aankomen alsof het een klein slippertje in de christelijke denken was, wijzen er vervolgens altijd op dat allegorie de geliefde methode van de kerkvaders was om de goegemeente aan te spreken. Er is nooit iemand geweest die dit ontkend heeft. Maar wat deze apologeten weglaten is dat hoewel allegorische betekenissen uit de tekst op te vissen alle eeuwen een geliefde methode van preken is, dit feit helemaal niets af doet aan het feit dat men tezelfdertijd ook in de letterlijkheid van de bijbelse informatie geloofde. Het enige wat sommige kerkvaders niet altijd letterlijk kon geloven was het denkbeeld van een scheppend werk dat letterlijk zes dagen duurde. Op filosofische gronden, dus op basis van de gedachte dat het niet goddelijk genoeg is wanneer een God moeizaam in stukjes en beetjes creëert, waren hooggeleerde schriftuitleggers vanaf de joodse Philo van Alexandrië het er over eens dat alles in werkelijkheid toch wel in een ondeelbaar ogenblik geschapen moet zijn. En zelfs die hellenistische geleerdheid vindt men enkel maar bij een paar kerkvaders, Origenes en Augustinus, om precies te zijn. Vrijwel alle kerkvaders nemen de tekst eenvoudig letterlijk. Augustinus was ook wel wel zo wijs om zijn eigen opinie zoveel mogelijk te verhullen, om vooral maar geen problemen te krijgen met de letterlijke tekst:

”Wat voor soort dagen ze waren is iets verschrikkelijk moeilijks, misschien wel onmogelijk, voor ons om voor te stellen, laat staan er iets over te kunnen zeggen!”

Stad van God, boek 11, hfst. 6

Dat Augustinus het merendeel letterlijk neemt blijkt uit een volgende passage in hetzelfde boek (Stad van God, boek 12, hfst. 10) waarin hij stelt dat de geschiedenis van de wereld minder dan 6000 jaar oud is, en men geen gehoor moet geven aan opinies die gebaseerd zijn op spurieuze manuscripten en speculaties die stellen dat de aarde vele duizenden jaren oud is.


Eigenlijk blijft alleen Origenes over als kerkvader die werkelijk geleerdheid en geestelijke ontwikkeling gehad moet hebben. Hij is de enige interessante kerkvader. Behalve dat hij niet in zes letterlijke dagen geloofde was het voor hem ook te moeilijk om zich een God voor te stellen die in de tuin van Eden wandelde, bomen met zijn eigen handen plantte, en dat het letterlijk eten van een vrucht voor de zonde verantwoordelijk zou zijn. Origenes was zelfs zo ontwikkeld dat hij de restitutieleer (apokatastasis) uitvond, hetgeen inhoudt dat hij van mening was dat de hel maar tijdelijk was, en uiteindelijk alles en iedereen, inclusief de Satan, met God verzoend zal worden. Logisch, omdat God anders voor eeuwig als een prutser te boek zal staan! Hij geloofde ook in de pre-existentie van alle menselijke zielen voordat God de wereld schiep. Alle intelligenties hadden volgens hem al een pre-existentie. Oorspronkelijk hadden ze allemaal de liefde voor God centraal staan. Sommige weken daar echter van af, en gingen er, misschien wel uit verveling, zelfs tegenin! Dat werden demonen. Anderen maar een heel klein beetje, dat werden engelen, en weer anderen werden een beetje half-half, dat werden uiteraard mensen. Er was er maar één die het heel perfect bleef doen, en dat was de Logos die zich later incarneerde als Jezus Christus… Origenes geloofde ook in een soort karma: wat ze uitgespookt hadden in hun pre-existente bestaan was oorzaak voor hoe hun aardse leven eruit zou zien. Daarmee verstrekte hij zich een antwoord op het ogenschijnlijke grillige lot dat een mens op aarde treft. Het grappige was dat hij tezelfdertijd een bijzonder fanatiek bijbelgelover was. Hij deed geen uitspraak of kon en moest het via een bijbelvers bevestigen. Zo’n besserwisser die maar alles zelf meent te kunnen bepalen en dan een bijbelvers opzoekt om het mee te bevestigen past natuurlijk duidelijk niet bij het christelijk geloof. Origenes werd daarom lang na zijn dood door de Kerk als een ketter veroordeeld.
Maar voor iemand die zijn allegorische uitleg erbij wil halen om te laten zien dat pas het 19e eeuwse christendom de bijbel letterlijk begon op te vatten kan ik nog wel even laten zien hoe Origenus met de bijbel omging meteen wanneer er voor hem geen onoverkomelijke bezwaren aan de letterlijke opvatting kleefden. Met de grote geleerde Philo die ook dol was op de diepere betekenis van de bijbel geloofden ze beiden in een letterlijk gebeurde zondvloed:

”De Hellenistische Jood Philo van Alexandrië vatte de vloed van Noach op als een wereldwijde gebeurtenis. De vloed bedekte alle bergen, alle eilanden en alle continenten, en vernietigde alle dieren en mensen buiten de ark. Philo beklemtoonde zelfs dat de zondvloed de gehele mensheid, zelfs alle planten, dieren en alles wat de mens gebouwd had (op natuurlijk één object na). De wortels en het zaad werd echter niet vernietigd, omdat ze onder het oppervlakte van de aarde was, en God enkel beloofde dat hij zou uitroeien ’alles wat zich op de aarde roert’.”

http://www.robibrad.demon.co.uk/Chapter6.htm


Dat laatstgenoemde detail laat uitstekend zien hoe naïef volstrekt letterlijk vroegere geleerden de teksten veelal lazen!


Origenes schreef zeer uitgebreid over de zondvloed:

”In zijn tweede preek over Genesis vertelde Origenes zijn gemeente dat hij van plan was om hen eerst de letterlijke betekenis van het verslag van de ark van Noach te vertellen, en dan ”… op zal stijgen van het historische verslag naar het mystieke en allegorische begrip van de spirituele betekenis …” Zelfs in zijn letterlijke verslag zijn er elementen die niet in het oorspronkelijke Hebreeuws worden gevonden (zoals de verwijzing naar de constructie van ’nesten’ voor de dieren) die zijn ontleend aan Philo van Alexandrië. Hij beschreef de afmetingen van de Ark ( het indelend in 5 dekken in plaats van 3) en (opnieuw blijkbaar Philo volgend) dacht dat de ark de vorm had van een piramide. De reden hiervoor is dat Philo en Origenes de betekenis van de uitdrukking in Genesis 6:16 ”afgewerkt tot een el erboven” verkeerd begrepen. Deze frase kan beter worden vertaald at beter vertaald met ”maak de ark af binnen een el van de bovenkant”. Het resultaat van deze fout is bizar:

”In de eerste plaats vragen we daarom wat voor soort vorm en vorm we het uiterlijk van de ark moeten begrijpen. Ik denk dat, voor zover het blijkt uit deze dingen die worden beschreven, het met vier hoeken oprijst vanaf de bodem, en dat hetzelfde geleidelijk naar de top is samengetrokken, het is samengebracht in de ruimte van één el. Want aldus wordt verteld dat aan de basis ervan driehonderd el in de lengte zijn neergelegd, vijftig in de breedte en dertig in de hoogte, maar ze zijn samengebracht in een smalle piek, zodat de breedte en lengte een el zijn.”

Het kwam noch bij Philo noch bij Origenes op dat zo’n piramidevormige ark ondersteboven zou drijven! Integendeel, hij was van mening dat de puntige bovenkant het regenwater gemakkelijker zou laten wegvloeien en dat de vier hoeken als een fundering fungeren! Origenes weerlegde de beschuldiging van Apelles, een leerling van de gnostische Marcion, dat de ark niet groot genoeg was om alle dieren te bevatten. In plaats van zijn toevlucht te nemen tot allegorie, verdedigde hij de letterlijke betekenis door te stellen dat Mozes geometrische ellen bedoelde – gelijk aan 6 gewone el. Dit argument werd later op een later tijdstip overgenomen door Augustinus om dezelfde uitdaging te beantwoorden. Celsus werpt eveneens minachting uit over het verhaal van de zondvloed, vooral over de afmetingen van de ark. Het antwoord van Origenes is dat de opgegeven afmetingen en de tijd die werd gegeven om de ark te bouwen allemaal redelijk waren en letterlijk genomen kunnen worden.’

http://www.robibrad.demon.co.uk/Chapter6.htm

Hoe de oude joden tegen de verhalen aankeken komt goed tot uiting in de Talmoedtractaten aangaande de zondvloed. Dat men tot in details in het letterlijke geloofde kan men hieruit opmaken dat allerlei problemen in de tekst werden opgelost met nieuw verzonnen vertellingen van wat er toen gebeurd zou zijn:

”Volgens één Midrash was het God (of de engelen) die zowel de dieren als hun voedsel bij de ark verzamelde. Aangezien er vóór dit tijdstip geen reden was om onderscheid te maken tussen reine en onreine dieren, maakten de reine dieren zich bekend aan Noach door bij het betreden van de ark en buiging voor hem te maken. Volgens weer een andere lezing was het de ark zelf die het onderscheid maakte: de ark liet 7 paar van reine dieren toe, maar slechts één paar van onreine.
Volgens Sanhedrin 108B was Noach dag en nacht bezig met het voeden van en zorgen voor de dieren, en sliep hij niet gedurende het hele jaar van zijn verblijf op de ark. De dieren waren de beste exemplaren van hun soort, en gedroegen zich daarom voorbeeldig. Ze onthielden zich van voortplanting, zodat het aantal dat de ark uit kwam exact hetzelfde was als het aantal dat aan boord ging. De raaf schiep problemen, hij vertikte het de ark uit te vliegen toen Noach hem eruit wilde laten gaan omdat hij de stamvader ervan beschuldigde zijn soort uit te willen roeien, maar zoals in commentaren is uiteengezet wilde God de raaf redden omdat zijn afstammelingen bestemd waren om de profeet Elia ooit te voeden.

http://en.wikipedia.org/wiki/Noah’s_Ark


De latere hellenistische wereld is natuurlijk zowiezo een volkomen andere wereld dan die wereld waarin de oorspronkelijke oudtestamentische bijbelschrijver leefde. Dat deze verhalen door de oorspronkelijke oudtestamentische schrijver letterlijk bedoeld zijn is echt iets wat door geen theoloog van naam ontkend wordt en vanaf Johann Semler, de vader van de moderne bijbelkritiek, juist benadrukt wordt. Ik heb hierboven al de woorden van Wellhausen aangehaald aangaande Genesis 1-11. Hier nog de opvatting van één van de beroemdste oudtestamentici, Gerhard von Rad:

Hoewel von Rad Genesis 1:1-2:4a niet bij zijn analyse betrok, oordeelde hij met betrekking tot de rest van Genesis 1-11 dat het met de Jahwist verkeerd theologisch rigorisme zou zijn om niet te erkennen dat hij, voor zover mogelijk was met de middelen en mogelijkheden van zijn tijd, een echte en volledige oergeschiedenis van de mensheid bedoelde te geven. Ongetwijfeld presenteerde hij dit deel van de geschiedenis vanuit het gezichtspunt van de relatie van de mens tot God; maar daarbij wilde hij ongetwijfeld ook zijn tijdgenoten concrete kennis geven van de vroegste ontwikkeling van de menselijke beschaving, en dus moet ook dit aspect van J’s oergeschiedenis serieus worden genomen.


Terug naar de vroegste christelijke tijd: zowel Justinus Martelaar als Augustinus en Theophilus van Antiochië geloofden dat de zondvloed letterlijk plaatsvond. Ze vermelden allemaal dat het water tot vijftien el boven de hoogste bergen kwam te staan om de lering van Plato die een plaatselijke overstroming voorstond tegen te staan. Tertullianus geloofde in een letterlijke zondvloed. Als bewijs geeft hij dat men schelpen hoog in de bergen tegen kan komen.

 
Justinus Martelaar (één van de allervroegste kerkvaders, ca. 150) verwijst ook driemaal naar Genesis 1-3 in zijn Dialoog met Trypho. Adam ziet hij als de eerste mens, en met Eva als de eerste zondaars. Hij verwijst er zelfs naar dat Eva uit Adams rib geschapen werd (dialoog 84). Er bestaat daarom geen twijfel over dat ook hij een 19e eeuwse Amerikaanse fundamentalist was. Tertullianus schreef geen commentaar op het boek Genesis, maar al zijn uitspraken erover zijn prachtig bijeenverzameld door een Amerikaan die nog niet weet dat de 19e eeuw al voorbij is: http://litteralchristianlibrary.wetpain … +Chapter+2
Er is alweer geen twijfel aan: Tertullianus is een 19e eeuwse Amerikaanse fundamentalist!


Hier nog wat uitgebreider over Augustinus’ kijk op de zondvloed:

”De mening van Augustinus was dat het verslag van de zondvloed historisch is, maar hij voegde er aan toe dat het verhaal ook een allegorische interpretatie heeft, en verwijst naar Christus en de Kerk. Hij vervolgt me teen verdediging van de historiciteit van de ark en de wereldwijde omvang van de zondvloed. Hij concludeert:

”… niemand, hoe koppig ook, zal het wagen zich voor te stellen dat dit verhaal is geschreven zonder een bijbedoeling; en het kan niet aannemelijk worden gemaakt dat de gebeurtenissen, hoewel historisch, geen symbolische betekenis hebben, of dat het verslag niet feitelijk is, maar louter symbolisch, of dat de symboliek niets met de kerk te maken heeft. Nee, we moeten geloven dat het schrijven van dit historische verslag een wijs doel had, dat de gebeurtenissen historisch zijn, dat ze een symbolische betekenis hebben, en dat dit betekenis geeft een profetisch beeld van de kerk.”


http://www.robibrad.demon.co.uk/Chapter6.htm



Bovenstaande tekst laat goed zien dat de letterlijke betekenis voor iedereen een vanzelfsprekendheid was maar Augustinus de symbolische betekenis moet beargumenteren.


Hier is wat Thomas van Aquino schreef in zijn Summa Theologicae:

”De veelheid van uitleggingen veroorzaakt geen dubbelzinnigheid of enige andere vorm van veelheid, aangezien de uitleggingen niet vermenigvuldigd worden omdat één woord meerdere dingen zou betekenen, maar omdat de dingen die door de woorden worden aangeduid zelf typen van andere dingen kunnen zijn. Dit resulteert in de Heilige Schrift dus niet in verwarring, want alle uitleggingen zijn gebaseerd op één – de letterlijke. Enkel daaruit kan een argument worden afgeleid, en niet uit de betekenis gevonden in de allegorie, zoals Augustinus zegt (Epis. 48). Niettemin gaat niets van de Heilige Schrift op grond hiervan verloren, aangezien alles wat nodig is voor het geloof en in de geestelijke zin is vervat, ook door de Schrift in zijn letterlijke zin naar voren wordt gebracht.”


Wat hij in de tamelijk moeilijke tekst hierboven wil zeggen is dat hij niet ontkent dat men dezelfde tekst op vele manieren kan uitleggen, maar alle uitleg zijn basis heeft in de letterlijke betekenis. Het letterlijk gebeuren kan soms als een geestelijke zaak in het geloofsleven van de christen toegepast worden. Het verhaal heeft dus meerdere lagen, die dus allemaal waar zijn. En als een bepaalde ’geestelijke toepassing’ ons ontgaat dan geeft het niet, aangezien alle essentiële leringen ook al in het letterlijke naar voren komen. Of anders gezegd: een tekst geestelijk (allegorisch) interpreteren is OK, maar enkel wanneer ook in de letterlijke betekenis geloofd wordt, de letterlijke betekenis heeft voorrang boven alle andere betekenissen omdat het de fundering is voor alle andere betekenssen.

Hier nog wat andere oude kerkvaders:

”Enkele kerkvaders hadden er behoefte aan een oplossing aan te bieden voor de logistieke moeilijkheden van een jaar moeten doorbrengen op de ark. Efraïm de Syriër loste het probleem van de opslag van fris drinkwater op door te stellen dat het water van de aarde niet zout was voordat het door de zeeën overspoeld werd. Voor Johannes Chrysostomus was de grootste vraag hoe al die dieren het klaarspeelden te overleven gedurende zo’n lange tijd in zo’n benauwde ruimte. Stel je de stank voor! Het was dan ook voor hem duidelijk dat enkel een godswonder een redelijke uitleg hiervoor kon zijn.”

http://www.robibrad.demon.co.uk/Chapter6.htm


Hier nog wat over de middeleeuwen:

”In Europa werd tijdens de Renaissance veel gespeculeerd over de aard van de ark die vroege theologen zoals Origenes en Augustinus misschien bekend voorkwamen. Tegelijkertijd ontstond er echter een nieuwe klasse van wetenschap, een die, zonder de vraag letterlijke waarheid van het verhaal van de ark, begon te speculeren over de praktische werking van het schip van Noach vanuit een puur naturalistisch kader. In de 15e eeuw gaf Alfonso Tostada een gedetailleerd verslag van de logistiek van de ark, tot aan regelingen voor het verwijderen van mest en de circulatie van frisse lucht. De 16e-eeuwse meetkundige Johannes Buteo berekende de interne afmetingen van het schip, waardoor er ruimte was voor de maalmolens en rookloze ovens van Noach, een model dat algemeen werd overgenomen door andere commentatoren”

http://en.wikipedia.org/wiki/Noah’s_Ark


Laten ik vervolgen met nog een rijtje protestanten: Luther nam Genesis bijzonder letterlijk. Ook in Calvijn treffen we alweer een 19e eeuwse Amerikaanse fundamentalist aan:

Calvijn was het roerend eens met Luthers waarschuwing tegen geleerde praat. Wanneer hij de pratende slang van Genesis becommentarieert schrijft hij:


”Als het ongelooflijk schijnt, dat op Gods bevel dieren gesproken hebben…, vanwaar komt bij de mens de spraak anders, dan doordat God zijn tong heeft gevormd? Kortom, iedereen die stelt dat God in de hemel de wereld bestuurt, kan Hem ook de macht over de dieren niet ontzeggen om naar Zijn goedvinden stomme dieren te leren spreken, zoals Hij soms sprekende mensen stom maakt. Zeer gevaarlijk is de verzoeking, als men ons aanraadt, God alleen te gehoorzamen, voor zover de reden van Zijn bevel ons duidelijk is. De ware regel van gehoorzaamheid is, dat wij (tevreden met het bevel alleen) geloven dat al wat Hij beveelt, recht en goed is. Wie boven de maat wijs wil zijn, die zal de satan – omdat hij alle eerbied voor God afgeworpen heeft – tot openlijke opstand vervoeren.”

http://www.dswpieters.nl/wp-content/upl … ummerd.pdf


Een eeuw later (1642) berekende de beroemde theoloog John Lightfoot dat de creatie van de wereld in 3928 BC plaatsvond. Hij wist zelfs dat het gebeurde bij het vallen van de nacht in de buurt van de herfst-equinox, iets waar ook de beroemde theoloog Ussher (die op 4004 BC uitkwam) van overtuigd was.
Thomas Burnet schreef in 1690 een geleerd boek A Review of the Sacred Theory of the Earth and its Proofs in Scripture, waarin hij het zondvloedverhaal volkomen letterlijk neemt:

”Het volgende fenomeen dat moet worden overwogen, is de zondvloed, en wat daarmee samenhangt. Dit wordt ook volledig verklaard door onze hypothese, in de 2e, 3e en 6e hoofdstukken van het eerste boek, waarin wordt aangetoond, dat de Mozaïsche zondvloed, een universele overstroming van de hele aarde was, zich uitstrekte tot boven de toppen van de hoogste bergen, en die veroorzaakt werd door het openbreken van de Grote Afgrond. Tot deze conclusie leidt Mozes ons en wordt door deze hypothese volledig verklaard. En het kan op geen enkele andere manier worden uitgelegd. Er zijn geen bronnen of voorraden water die voldoende zijn voor een dergelijk effect dat het naar de aarde wordt gezogen en weer wordt afgevoerd. Dit kan enkel door te veronderstellen dat zo’n afgrond bestond, en dat die verstoord werd.”.

http://www.marathon.uwc.edu/geography/burnet/Review.htm

 
Dit wiki-artikel somt de ontwikkeling van zaken goed op hoe het ging met de bijbelinterpretatie aangaande het verhaal van de zondvloed:

”Verschillende edities van de Encyclopædia Britannica weerspiegelen de ineenstorting van het geloof in de historiciteit van de ark in het licht van de voortschrijdende wetenschappelijke kennis. De editie uit 1771 bood het volgende als wetenschappelijk bewijs voor de grootte en capaciteit van de ark: ”…Buteo en Kircher hebben geometrisch bewezen, dat de ark, uitgaande van de gewone el van anderhalve meter, ruim voldoende was voor alle dieren die geacht werden erin te verblijven… Het aantal diersoorten is echter veel minder dan men over het algemeen aanneemt, niet meer dan honderd soorten viervoeters.” Bij de achtste editie (1853-1860) aangekomen zei de encyclopedie over het verhaal van Noach: ”De onoverkomelijke moeilijkheden die verband houden met de overtuiging dat alle andere bestaande diersoorten in de ark waren voorzien, zijn ondervangen door de suggestie van bisschop Stillingfleet, goedgekeurd door Matthew Poole… en anderen, dat de zondvloed niet verder reikte dan het gebied van de aarde dat toen bewoond werd”. In de negende editie (1875) deed men geen poging meer om het Noach-verhaal te verzoenen met wetenschappelijke feiten, en werd het zonder commentaar gepresenteerd. In de editie van 1960 stond in het artikel over de ark: ”Vóór de dagen van ’hogere kritiek’ en de opkomst van de moderne wetenschappelijke opvattingen over de oorsprong van de soort, was er veel discussie onder de geleerden, en veel ingenieuze en vreemde theorieën werden aangevoerd, met betrekking tot het aantal dieren op de ark”.

Kortom: Laat Strengholt mij één christelijke theoloog vóór de 19e eeuw aanwijzen die niet verdacht veel lijkt op zijn 19e eeuwse Amerikaanse christenen die hun bijbeltje letterlijk geloven.


Conclusie:
Het is juist exact andersom als Strengholt de lezer wil wijsmaken: sinds de 19e eeuw, en vooral na Darwin, moesten de gelovigen toegeven dat niets van de oerverhalen echt gebeurd kon zijn en indien men niet bereid was het christelijk geloof op te geven moest de bijbel op die punten dus geïnterpreteerd worden alsof het de oorspronkelijke schrijvers nooit te doen was om ook maar iets van een letterlijk ware geschiedenis te geven. Dat is het principe volgens welke bijbelinterpretatie werkt bij christenen, al vanaf de kerkvaders die moeite hadden met de zes dagen omdat het een God betaamt het in één ondeelbaar ogenblik te kunnen doen. Augustinus merkte zelfs op dat het zeer te vermijden is dat een christen de bijbel zo interpreteert dat een geleerd persoon daarbij in de lach schiet. Maimonides, de beroemde middeleeuwse joodse geleerde, had dan ook deze regel: als de Torah en de wetenschap met elkaar in strijd zijn, dan is ofwel de wetenschap onjuist, of moet de Torah op een andere manier geïnterpreteerd worden.

Uiteraard is sinds de opkomst van de moderne wetenschap enkel sprake van het laatste, hoewel Strengholt zijn best doet om ons te vertellen dat de wetenschap ons op elk moment weer het tegendeel kan gaan vertellen van wat ze nu met stelligheid zegt.
Daarbij negeren mensen zoals Strengholt volkomen wat de oorspronkelijke bijbelschrijver bedoelde te zeggen en bovendien verdraait en oversimplificeert Strengholt de geschiedenis van de bijbelhermeneutiek nog. Van iemand die zich zowel theoloog als historicus noemt mogen deze twee zaken wel als een doodzonde beschouwd worden.