De freethinker kat-en-christus
Zondag 3
God is een uitvergroot mens
Kan een almachtige en alwetende God teleurgesteld zijn over de schepping?
De vragensteller snijdt een vervelend punt aan. God is geen mens, maar toch wordt hij altijd beschreven met menselijke eigenschappen. Hij is moe na het scheppen, maakt af en toe een verfrissende wandeling in de tuin, heeft soms spijt dat hij de mens maakte, schiet soms uit z’n slof op een manier waarvoor hij zich diep zou moeten schamen. Maar aan de andere kant is God perfecte liefde, rechtvaardigheid, trouw, alwetend, almachtig … enzovoort, u kent de lijst wel waarmee men in de reclame voor hem aankomt.
Hoe lossen we dit op? Wel, fluitje van een cent. Gewoon terug naar les 1. U herinnert u zich toch wel dat wij mensen geen voorstelling van God kunnen maken? God gaat ons in alles te boven. Hieruit volgt, merkt Strengholt scherp op, dat hoe bonter we het maken in onze uitspraken over God, des te dichter we bij het werkelijke ideaalbeeld komen van wat God is. We hebben al een voorbeeld gehad dat God drie wezens is die één wezen zijn. Hij is ook almachtig en perfect terwijl u er altijd van op aankan dat bij hem letterlijk alles in de soep loopt. Hij kan ook bestaan zonder dat Hij aan tijd gebonden is. Hij is ook de volkomen uiting van liefde terwijl tot zijn plannen ook een hel behoort. Kortom hij is de meest hippe verschijning die er in het universum maar te vinden is. Je kan het zo gek niet bedenken of Hij is het. Tenzij het voor het geloof niet gewenst is natuurlijk. Dan is Hij het duidelijk weer niet.
Mensen die dit niet begrijpen, dus mensen die op hun intelligentie vertrouwen en op logica, gaan daarom bij God en geloof altijd de mist in. Ze snappen niet dat een logische God maar een slap aftreksel is van een echte God. Een echte God kan een pannenkoek bakken zonder pan, een hand geven met een been, een vijfhoek tekenen die eruit ziet als een cirkel, een vrouw zwanger maken zonder penis, zich zelfs alles herinneren wat mensen nooit uitgespookt hebben terwijl ze het niet alleen hadden moeten doen, maar het eenvoudig ook niet konden vanwege dat de aardse logica het niet toestond. Vandaar dat God u met recht kan straffen voor het gehoorzamen aan de zwaartekracht of voor het niet gehoorzamen daaraan wanneer u zich in de ruimte bevindt. Het gaat dus in geloof nooit om een God die op knopjes drukt en aan touwtjes trekt, maar altijd hierom dat hij alle logica volledig tegenspreekt en u daar zeer in uw schik mee bent, omdat u op deze manier altijd uw godgeloof kunt behouden, en bovendien als bonus er op de gewenste momenten nog bij kan zeggen dat het geloof zo bijzonder diep gaat. Vandaar dat de gekken en idioten en armen van geest altijd een speciale band met hem hebben, hem altijd het beste begrijpen en zalig worden gesproken.
Maar als God zo almachtig is, waarom moest hij dan afdalen om een kijkje te nemen hoe Sodom en Gomorra ervoor stond?
Hier wordt God eenvoudig in menselijke denkbeelden voorgesteld. Strengholt noemt het spijkers op laag water zoeken, oftewel overbodig hersengebruik, als je hier problemen mee hebt. Bovendien was Gods bezoekje aan de aarde nuttig, want kon hij een mooi praatje maken met Abraham om ons een les te leren voor alle eeuwen; en ook kon hij eindelijk eens een pannenkoek proeven die door Sara wel met een pan gebakken was, om te kunnen zien of dat uiteindelijk toch beter smaakte.
Maar in Jezus kun je het beste zien hoe God eruit ziet en handelt en denkt. ”In hem wordt God het meest duidelijk”, zegt Strengholt. Strengholt noemt Jezus ”het ultieme ijkpunt”! Wanneer je dus opmerkt dat Jezus geen aandacht had voor Finnen en Chinezen, dan kun je er dus van op aan dat God dat ook niet heeft. Ook had Jezus geen interesse in pianospelen of schilderijententoonstellingen of voetballen en het uit je hoofd leren van engelse idiomen; zulke dingen kan een christen dus beter ook maar nalaten. Maar voor 9- tot 13-jarigen zal het meeste aanspreken dat hij nooit naar school ging en in zijn leven ooit maar één keer iets opschreef, en dat was voor niemand leesbaar en in het zand geschreven.
Waarom zou een God verlangen naar aanbidding van nietige mensen? Een mens hoeft toch ook geen eer van een luis?
Strengholt antwoordt dat God de mens schiep naar zijn beeld. Mensen zijn dus voor God heel belangrijk. En luizen zijn niet naar het beeld van God geschapen. Gelukkig maar, want stel je voor! Maar trek nu niet de conclusie dat luizen niet belangrijk zijn. Want dat zijn ze uiteraard wel. Ze zijn speciaal door God geschapen om hem een bijzonder genot te geven en komen bovendien voor zover we weten nergens anders voor in het universum. Volgens Taede Smedes betekent dat dat God ze zowel geschapen heeft als dat ze in zekere zin een waarde hebben die boven die van de mens uitstijgt, dus van transcendent belang zijn. God begrijpt zulke zaken beter dan de moderne mens, die luizen verfoeit en ervan geniet ze met zeepwater of nog giftiger spuitbussen te behandelen.
Maar om echt te begrijpen waarom een God verlangt naar aanbidding van de mens moet men weer in het geheugen houden dat de diepe verborgen essentie van het christelijk geloof is dat het de mens op een voetstuk plaatst en centraal stelt in het universum. Uiteindelijk gaat het om de bevrediging van de mens. Mensen zijn ’bijna goddelijk’, zoals een psalmdichter glunderend opschrijft. God is dus heel gevoelig voor wat de mens voor opinies over hem heeft. Zoals de eigenaar van een hond het niet leuk vindt wanneer zijn hond niet naar hem luistert en niet gehoorzaamt. Wanneer een mens tegen een eekhoorn wat zegt en die stoort zich er niet aan, dan gaat de mens die eenvoudig voorbij. Maar de hond moet luisteren en gehoorzamen. Psychologisch gesproken gaat voor God dan ook alles op waar een mens ook voor bekend staat. Gods tere gevoelens reageren exact zoals die van de doorsnee menselijke vader als zijn eigen jochie zegt dat hij de beste pappa in de wereld is. Je ziet hem dan zelfgenoeglijk in zijn schik zijn met zichzelf. En vijftien jaar later wanneer hetzelfde kind zegt dat zijn vader de pot op kan omdat hij een tiran is, zie je hem dan ontploffen van woede en zijn zoon onterven, tenzij die zoon berouw toont.
Waarom heeft God mensen nodig om zijn woord te verspreiden en doet hij het niet zelf?
Uiteraard kun je van christenen niet het antwoord verwachten dat nogal voor de hand ligt: omdat een God die enkel een fantasieproduct is van de mens zoiets in zijn uppie niet voor elkaar zou krijgen.
Strengholt geeft eerst een voorbeeldje van de manier waarop christenen altijd hun verdediging beginnen. God deed een helehoop zelf! Hij liet eeuwenlang van zich horen aan het volk Israel, en kwam in de vorm van Jezus naar de aarde! Dat 99% van de wereldbevolking gedurende het overgrote deel van de geschiedenis nooit ook maar iets over een God van Israël en Jezus gehoord heeft laten christenen dan uiteraard altijd achterwege, aangezien dat het optreden van een God die zogenaamd ieder mens liefheeft nogal slap en dubieus maakt. Meestal komen ze, net op tijd voordat je ze vraagt wat God toch op papoea nieuw-guineanen tegen heeft, met een verdediging die vrijwel altijd beoogd resultaat oplevert wanneer je mensen moet overhalen: God neemt ons serieus! Hij geniet er van dat mensen zich overgeven aan hem, hij wil geen gehoorzaamheid uit bangheid en onderdanigheid. Het is het verschil tussen een goeroe die liever aanbeden wordt door vrouwen die zich vrijwillig aan komen melden en een Stalin die de hele tijd door vleierij om zich heen geplaagd wordt, maar er nooit van kan genieten omdat hij op niemand kan vertrouwen en de hele tijd op zijn hoede moet zijn voor mensen die een aanslag op hem willen plegen. De goeroe is het slimst.
Waarom schiep God na de zondeval niet meteen een nieuwe aarde?
Het antwoord is kort: God wil dat er alleen mensen in toegelaten worden die met hart en ziel fans van hem zijn.
Dat het laatste een geheel onmogelijke eis is voor wat betreft het leeuwendeel van de wereldbevolking van alle tijden omdat men nooit ook maar iets van die God heeft kunnen vernemen, overdenkt de apologeet niet. Dat hij denkt dat het God op deze manier wel zal lukken overdenkt hij ook niet. Een ieder die de geschiedenis kent van hoe zijn fans onder elkaar eeuwig en onophoudelijk ruzie met elkaar hebben en hebben gehad (joden, moslims, christenen, mormonen, protestanten, katholieken, oosters-orthodoxen en ga zo maar twee bladzijden door) zal precies weten hoe dát zal aflopen. Maar we moeten niet vergeten dat de doelgroep van deze apologie voor het christelijk geloof 9- tot 13-jarigen was.
Hoe weet je nou dat God je liefheeft zonder dat je hem ooit hebt gezien en zonder dat je het ooit uit zijn eigen mond gehoord hebt?
Strengholt laat goed zien hoe een christen volkomen blind is voor het feit dat ik al meerdere malen aangestipte, dat het merendeel van de wereldbevolking nooit ook maar enige informatie over God gekregen heeft en de hele zaak met dat argument beslecht is: de christelijke God is op grond van de feiten de Grote Onverschillige. Zoals al eerder opgemerkt moet je om het christelijk geloof te kunnen begrijpen alles wat met feiten, logica en redelijke argumentatie te maken heeft aan de kant gooien. En moet je vuistregel 1 altijd in acht nemen. Een christen heeft volstrekt geen boodschap aan logica en redelijkheid. Zodra een christen daar wel enig interesse in zou krijgen staat zijn geloof op de helling en eindig je als een Carel ter Linden.
Authentiek christelijk geloof is identiek aan de grenzenloze heldenverering die we kennen uit het gedrag van jonge tieners. Een tieneridool is een geïdealiseerd fantasieproduct, de relatie van de tiener met het idool heeft geen enkele binding met de realiteit, maar wordt volledig gecreëerd door de golven van intensieve gevoelens waarmee een tiener voor het eerst geconfronteerd wordt in zijn of haar leven. Om deze relatie te onderhouden heeft de tiener niet meer nodig dan een foto van de held of heldin, een zin uit een liedje dat de held zingt, of wat er over de held wordt gezegd in een fanclubmagazine, aangevuld met de producten die de fan-industrie produceert.
Voor de christen draait alles om de obsessie met Jezus. Jezus wordt ditmaal door Strengholt uitgeroepen tot een vertederend ”Gods grote liefdesverklaring”. De obsessie zelf wordt geïnterpreteerd als ’permanente goddelijke inwoning’. Geloofsfanatisme, of aardiger gezegd hopeloos verliefd zijn op de waan, is synoniem voor het bewijs dat het wel waar moet zijn, zelfs het criterium voor bewijs.
Strengholt vervolgt met een verhaaltje dat Napoleon het maar niet begreep dat Jezus zoveel populairder was dan hij, maar ik vraag me af of het verhaal betrouwbaar is. Men hoeft namelijk niet over veel intelligentie te beschikken om te snappen dat propaganda aangaande een ’liefdesverklaring’ persoonlijk gericht aan jou, en de belofte dat gevolg eraan geven resulteert in een verlengstuk te worden van de goddelijke Geest, een stuk krachtiger is dan iemand die zijn grote militaire macht laat zien. Voor een God die enkel schepper is van de aarde heeft de mens dan ook nooit meer interesse getoond dan dat je het kan gebruiken als argument voor überhaupt het bestaan van een God. Maar een God die liefde is, dáármee kan een God de wereld veroveren.
God kán alle mensen wel redden, maar doet het niet. Is hij dan eigenlijk niet slecht?
Strengholt stelt dat God alleen redt wie gered wil worden. Hij doet niet aan dwingen. Dat de overgrote meerderheid van de mensheid van alle eeuwen geen idee heeft dat men onder een godsoordeel staat, een tot nu toe door de christenapologeet slinks verborgen geloofsovertuiging, komt niet ter sprake, behalve als we uit één woordje in zijn betoog (dat ik even cursiveer: ”Wie het aanbod van redding kent en het verwerpt…”), kunnen opmaken dat men dit godsoordeel niet zo serieus hoeft te nemen zolang men er nooit iets over gehoord heeft. Deze opinie dient om het slechte geweten van een christen wat op te heffen, maar is vooral zo grappig omdat christenen op deze manier te kennen geven dat het voor de ongelovige beter geweest zou zijn de christen nooit ontmoet te hebben, iets waarmee de persoon die ongelovig blijft het meestal roerend eens is.
Waarom is jouw God meedogenloos onverschillig als je kijkt naar de werking van de natuur. Het is toch eten of gegeten worden?
Strengholt laat in het antwoord hierop prachtig zien hoe vrijdenkers af en toe kakelen als kippen zonder kop: ”God is niet onverschillig. Hij schiep de wereld goed, het was de mens die er een potje van maakte.”
Zou de gelovige de vraag niet begrepen hebben?, denkt de vrijdenker dan bij zo’n antwoord. Hij probeert het dan al gauw weer eens:
-”Waarom heeft God de bananen krom geschapen?”
-”God heeft de bananen niet krom geschapen. Hij schiep de bananen recht. De mens is hier de schuld van. Vanwege de schuld van de mens is de hele natuur uit balans.”
Het interessante is dat zo’n christen een paar bladzijden tevoren nog inging tegen de 19e eeuwse christelijke apologeten die de de evolutieleer bestreden. Wanneer het de gelovige uitkomt gaat hij uit van de wetenschappelijke evolutieleer. Maar wanneer iemand vraagt hoe God te werk kon gaan via het mechanisme waarop evolutie werkt, schakelt de christen pardoes weer op zijn voorwetenschappelijk magisch denken. Dat is iets wat vrijdenkers maar niet kunnen vatten.
Je vraagt je na het lezen van het verhaaltje waarin Mark Twain de draak steekt met de simpele fonsen die de bijbel niet kunnen ontmaskeren, af of vrijdenkers zelfs honderd jaar later nóg niets hebben bijgeleerd van christenen. Lees hoe Mark Twain haarfijn uitlegde hoe de natuur volgens de christenen ’uit haar balans raakte’:
Op een dag bemerkte ik dat William McKinley er slecht uitzag. William McKinley is de originele eerste leeuw; hij is vanaf het eerste begin één van mijn troeteldieren geweest. Ik onderzocht hem om erachter te komen wat hem scheelde, en merkte op dat het uiteinde van een koolstronk in zijn keel was blijven steken. Ik kon het er niet uit peuteren, maar nam een bezemsteel waarmee ik het naar beneden werkte. Dat was een hele opluchting voor William McKinley. Maar terwijl ik bezig was met hulpverlening en zijn kaken ver uiteen had geduwd om er binnen in te kunnen kijken, was me iets bijzonders aan zijn tanden opgevallen. Ik stelde hem nu bloot aan een gedegen en wetenschappelijk onderzoek, en het resultaat was een adembenemende verrassing: de leeuw was geen planteneter, maar een vleeseter! Of tenminste, voor zoiets was hij geschapen.
Ik rende naar Adam toe en vertelde hem het, maar hij dreef natuurlijk meteen de spot met me en zei: ”Waar zou hij het vlees vandaan moeten halen?”Ik moest toegeven dat ik dat niet wist.
”Nou, dan zie je toch ook zelf wel dat jouw idee onzin is. Hij is niet geschapen om vlees te eten, anders zou er ook voor vlees gezorgd zijn. En omdat er geen vlees voorhanden is, volgt hier noodzakelijkerwijs uit dat vleeseters niet tot het algemene plan behoren. Is dit nu logisch of niet?
”Ja, dat is het”.
”Klopt er iets niet in deze redenering?”
”Nee.”
”Welnu, wat heb je daarop dan nog te zeggen?””Dat er nog iets bestaat dat beter is dan logica.”
”Echt waar? Wat zou dat dan wel kunnen zijn?”
”Een feit.”Ik riep een leeuw naar me toe en vroeg hem zijn mond open te doen.
”Kijk nu eens, die linkse bovenkaak”, zei ik. ”Heet deze lange spitse tand niet dens caninus?Adam verwonderde zich en zei op verzekerende toon:
Inderdaad, bij alles wat me heilig is!”
”En wat zijn die vier die erachter zitten?”
”Dat zijn premolaren, of anders ben ik niet goed snik.”
”En die twee die daar achter zitten?”
”Molaren, voor zover ik een molaarkies van een participium perfectum kan onderscheiden wanneer ik er één tegenkom. Ik heb hier niets meer tegenin te brengen. De statistieken liegen niet. Dit dier is geen graseter.”
Kijk, zo was hij nou; nooit kleinzielig, nooit jaloers, altijd rechtvaardig, altijd grootlijnig; bewijs hem iets en hij zal het meteen toegeven, op zijn edele, hoogwaardige wijze. Ben ik hem, deze geweldige jongen, dit prachtige wezen, deze edele geest, wel waardig?
Dat gebeurde nu een week geleden. We hebben daarna het ene na de andere dier onderzocht en hebben opgemerkt dat er zich een groot aantal vleeseters op onze landerijen bevinden, waarvan we vroeger helemaal geen weet hadden. Nu achteraf is het echt aandoenlijk om een schitterende bengaalse tijger aardbeien en uien naar binnen te zien werken. Vroeger had ik dat gevoel nooit.
Zie : Uit het Dagboek van Eva

