De freethinker kat-en-christus
Zondag 27
God is geschapen naar het beeld van de mens
In het vorige hoofdstuk antwoordde Strengholt op de vraag of de bijbelschrijvers creationisten waren of evolutionisten prachtig ontwijkend door erop te wijzen dat ze geen van beiden waren, aangezien het debat van vandaag de dag moderne beschrijvingen zijn van het ontstaan van de wereld. Uiteraard geloofden ze wel dat God de aarde geschapen had, voegt hij eraan toe. Blijkbaar wil hij de lezer het idee geven dat de bijbel niets te vertellen heeft over het hoe ervan. Deze opinie bevestigt hij in dit hoofdstuk door ons te vertellen dat Genesis 1 ”geen wetenschappelijke beschrijving” is van de schepping, maar ”een gedicht met een boodschap”.
Hoewel Strengholt zich theoloog noemt heeft hij blijkbaar geen idee wat oudtestamentici over Genesis 1 en over de drie verschillende scheppingsverhalen in de bijbel in het algemeen zeggen. Genesis 1 is een late tekst, geschreven in de ballingschap en behorend tot de zogenaamde Priesterlijke bron. Vanaf de 19e eeuw hebben oud-testamentici er al op gewezen dat Genesis 1 niet een gedicht is met enkel een religieuze boodschap dat God alles schiep.
Wellhausen aangaande Genesis 1-11 schreef:
Toch is het doel van de verteller niet in de eerste plaats religieus. Als hij alleen maar had willen zeggen dat God de wereld uit het niets heeft gemaakt en haar goed heeft gemaakt, dan had hij dat in eenvoudiger bewoordingen en tegelijkertijd duidelijker kunnen zeggen. Het lijdt geen twijfel dat hij het werkelijke verloop van het ontstaan van de wereld wil beschrijven en daarbij trouw aan de natuur wil zijn; hij wil een kosmogonische theorie geven. Wie dit ontkent, verwart twee verschillende dingen: de waarde van de geschiedenis voor ons en het doel van de schrijver. Hoewel onze religieuze opvattingen in overeenstemming zijn of lijken te zijn met de zijne, hebben we andere ideeën over het begin van de wereld, omdat we andere ideeën hebben over de wereld zelf, en in de hemel geen gewelf zien, in de sterren geen lampen, noch in de aarde het fundament van het heelal. Maar dit mag ons er niet van weerhouden te erkennen wat het theoretische doel van de schrijver van Gen. 1 werkelijk was. Hij probeert de dingen zoals ze zijn uit elkaar af te leiden: hij vraagt hoe ze in eerste instantie waarschijnlijk zijn voortgekomen uit de oerstof en de wereld die hij daarbij voor ogen heeft, niet in een mythische wereld, maar in de huidige en gewone wereld. ….De geleidelijke regeling om bepaalde dingen uit de chaos te scheiden, duidde op het ontwaken van een ’natuurlijke’ manier van kijken naar de natuur, zoals dit tot uiting komt in de pogingen van Thales en zijn opvolgers.
Het priesterlijke verslag van Genesis 1 waarmee de bijbel begint is vroege wetenschap, wetenschap zoals dat in de oudheid gebezigd werd; men gebruikt hiervoor de term natuurfilosofie (philosophia naturalis, natural philosophy), dwz. met gebruik making van de allerintelligentste redelijkheid via speculatie de stoffelijke wereld verklaren. Genesis 1 is geen mythe (=heilig verhaal waarin bovennatuurlijke wezens met de mensenwereld in aanraking zijn). Het verslag komt geheel overeen met speculaties die de oude Grieken ontwikkelden. Net als zij zat de priester uit Genesis er naast, maar hij zou het geen ramp gevonden hebben. Zijn verslag is tenslotte geenszins een godsopenbaring. Het is eenvoudig het beste wat hij kon verzinnen over hoe de werkelijkheid in elkaar zit met de informatie waarover hij beschikte. Net zoals Anaximander ’wetenschappelijk’ kon uitspreken dat de mens uit een ander dier, namelijk de vis, ontstaan was (volgens Hippolytus). Volgens Plutarchus had Anaximander uit het feit dat de mens eerst een lange tijd gevoed moet worden om zelfstandig te kunnen leven, in tegenstelling tot alle andere dieren (uiteraard voorzover hij ze kende), de conclusie getrokken dat de mens een verdere ontwikkeling is van dieren. De wetenschap (oftewel observaties van de natuur) van Anaximander was net zo primitief als die van de Hebreeuwse priester, maar het was wel degelijk wetenschap, iets gebaseerd op redelijkheid en rationele overdenkingen aangaande wat waarneembaar is, en beslist geen gedicht.
Wat betreft een heleboel zaken zat de schrijver er uiteraard naast. Hij dacht bijvoorbeeld dat licht werd voortgebracht door het van de duisternis te scheiden, oftewel dat duisternis een ding of een stof was, dat met licht vermengd en door licht geabsorbeerd kon worden, en dat men die twee zaken slechts van elkaar behoefde te scheiden. In zijn verbeelding zag de schrijver God waarschijnlijk stukken en brokken duisternis aan de ene kant en lichtstralen, lichtgolven aan de andere kant neerzetten. Dat men dacht dat de duisternis een bepaalde materie was kun je ook nog even later zien in de bijbel. In het exodusverhaal wordt verteld dat er een duisternis viel op Egypte zo dik dat men die betasten kon. Ingersoll (in 1879) laat weten dat men lang geleden in Rome nog een fles had waar een restje dat van die duisternis van Egypte nog over was gebleven ten toon gesteld werd.
De schrijvers van het OT dachten ook dat de hemel (=sky) boven ons een gewelf in de vorm van een koepel was, een gewelf dat het water boven de aarde vasthoudt en waar God ook handig op kon wonen en waar sommige uitverkoren mensen ook soms naartoe worden gehaald. Vandaar dat ’de sluizen’ of ’poorten’ van de hemel opengaan in het verhaal van de zondvloed. En met een ladder die maar lang genoeg is kun je er komen (Genesis 28). En God moet een stuk afdalen om te kunnen zien wat er precies gebeurt op aarde (Genesis 11). De schrijver van Genesis 1 ziet de zon, maan en sterren letterlijk aan het gewelf hangen om als lampen te dienen. En dat de aarde gegrondvest is op pijlers vind je veelvuldig elders in het OT. De schrijver van Genesis 1 had een idee dat dag en nacht in principe onafhankelijk waren van het bestaan van de zon. Even later in het verhaal krijgen zij de taak toegewezen om over de dag en de nacht te heersen. Hij laat God zelfs het water gebieden naar één plek te stromen, zodat er droog land kan zijn.
Maar dat de schrijver van Genesis 1 al een stuk ontwikkelder was dan mensen uit vorige tijden kan men opmerken uit het feit dat de priester aan demythologiseren doet. De alleroudste scheppingsverhalen die in de bijbel bewaard zijn gebleven via flarden ervan die we in Job, sommige psalmen en Jesaja tegenkomen, hebben het nog over het grote gevecht dat God moest aangaan met de grote draken van de chaos, de Leviathan (=reuzenslang), het monster van de rivier, de Behemoth, draak van het land, en Tiamath, het grote zeemonster. Volgens de alleroudste mythe van Israel had Jahweh zich aangeboden om de strijd met ze aan te gaan. Toen hij overwon werd hij automatisch El Elyon, de hoogste god onder de goden. Deze verhalen zijn bewaard gebleven omdat ze deel uitmaakten van de kroningsriten van de koning, die als representant van God werd gezien.
Voor de priester van Genesis 1 zijn deze verhalen al zo tot mythe geworden dat hij ze kan ’demythologiseren’ en omturnen tot iets abstracts: Tiamat = ’de oervloed’ (tehom), en ’woest’ (tohu’) , Behemoth = ’ledig’ (bohu).
Nu het oudste en jongste scheppingsverhaal al wat becommentarieerd is, kunnen we vervolgens met commentaar op het tweede scheppingsverhaal, Genesis 2 vanaf vers 4. Hier heeft men inderdaad te maken met een mythe, maar zelfs wanneer de gelovige die alweer interpreteert als ’een gedicht met een boodschap’ komt er via de wetenschappelijke studie ervan een heel andere boodschap uit de bus dan die de gelovigen ons altijd voorschotelen. De oude Gnostieken hadden het vrijwel zeker bij het juiste eind toen ze beweerden dat Jahweh en de andere goden (die Jahweh in paniek aanspreekt aan het eind van Genesis 3) probeerden te voorkomen dat het eerste mensenpaar zou te weten komen over voortplanting. De Boom der Kennis staat voor kennis van de seksuele daad en voortplanting, zoals het werkwoord ’kennen’ (eng. ’to know’) wel tien maal in het OT gebruikt wordt als eufemisme voor geslachtsgemeenschap. Jahweh dreigt ermee dat ze sterven wanneer ze het toch doen. De mens en zijn vrouw zijn dan ook volkomen onwetend van seks, hetgeen uitgedrukt wordt in de opmerking dat ze naakt waren en zich toch niet schaamden voor elkaar. Maar de slang vertelt hen dat het juist andersom is: wanneer ze het doen zullen ze als de goden zijn. De Boom van Kennis van goed en kwaad is exact hetzelfde als de Levensboom. Ervan eten garandeert namelijk onsterfelijkheid, daarom wandelt God ook in de tuin en eet Hij ervan (op dezelfde manier als de Griekse goden ambrosia dronken om onsterfelijkheid te onderhouden). Te denken dat die boom waarvan de mens niet mocht eten een soort stunt was zoals waar het TV-programma Verborgen Camera ons op tracteert is het verhaal totaal misverstaan. De mens werd geschapen als slaaf van God om de tuin te onderhouden die aan God behoort om erin rond te wandelen en van de vrucht van de Levensboom te eten. Zo behoeven de goden zelf geen werk te doen. Daarom wordt Adam ook geschapen zonder vrouw in het verhaal. Daar had God helemaal geen behoefte aan. Ze wordt pas geschapen als een afterthought, omdat het nu eenmaal moet (Adam is depressief alleen). Daarom heeft God ook helemaal geen mensenras op het oog, zoals het latere scheppingsverhaal van Genesis 1 vertelt. Hij had genoeg aan één mens.
Vandaar ook dat van alle straffen die bedacht hadden kunnen worden de straf van Jahweh dan ook is dat Eva zal moeten baren met vreselijke pijn. God kon niet voorkomen dat ze de kennis van voortplanten opdeden, maar kon nog wel wraak nemen door de gevolgen heel erg te maken als ze het toch deed.
De slang in het verhaal heeft uiteraard niets te maken met wat het latere christendom van die slang maakte. Het was eenvoudig de Leviathan, de God die in de oudere religie vereerd werd, en waarvan de Levieten oorspronkelijk de priesters waren. De mythe is bijna een exacte parallel met de Griekse mythe van Prometheüs. Iemand die nog steeds loyaal was aan de oude religie waarin de Titanen nog vereerd werden heeft nadat deze religie vervangen werd door Zeus en co. het verhaal geconstrueerd, waarin hij moet toegeven dat Zeus inderdaad nu de baas is (Prometheüs moest voor zijn daad duur betalen), maar dat Prometheüs toch de eigenlijke held is en het goede belichaamt. Op dezelfde manier is de eerste verteller of schrijver van de mythe van Genesis 2 en 3 vast een Leviet geweest. Men neemt aan dat de omwenteling gebeurde ten tijde van Hizkia (2 Kon. 18). De Leviet kon de nieuwe realiteit niet ontkennen. Jahweh heerste nu. De slang was out, en werd omgeturnd tot iets dat Mozes gebruikte ter genezing. Maar hij wist de slang toch nog de eer te geven die hij volgens de Leviet verdiende, namelijk dat hij de eigenlijke helper van de mensheid was, terwijl de hoogste God maar een tiran was die jaloers zijn eigen goddelijkheid beschermde en – blijkbaar uit bangheid – niets ervan wilde delen met de mensheid. Vandaar ook dat de verteller de slang gelijk geeft (Gen 3:7: En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten (vertaling van 1951; de nieuwste bijbelvertaling heeft deze boodschap weggemoffeld) …Toen gingen hun beiden de ogen open). Vandaar ook dat de verteller alwetend is, hij weet bijvoorbeeld precies wat Jahweh dacht (Gen. 3:22)! Vandaar ook dat hij Jahweh laat optreden alsof hij voor een totaal onvoorziene gang van zaken geplaatst wordt. De verteller staat aan de kant van de man en vrouw en de slang. Hij schildert Jahweh zo slecht af als maar mogelijk is. Hij laat Jahweh zelfs liegen tegen de mens: het was helemaal niet waar dat ze zouden sterven de dag dat ze van de vrucht zouden eten (Genesis 2:17, de nieuwste vertaling heeft het detail ’de dag dat jullie daarvan eten’ weggemoffeld via de vertaling ’wanneer jullie daarvan eten’). De uitleg van de christenen die altijd gegeven wordt – dat er een geestelijke dood mee bedoeld werd en de mens vanaf die tijd ’gevallen’, ’van nature zondig’ was – was geen gedachte waar de mens in OT-tijden mee leefde en doet geen enkel recht aan het verhaal. Het vervelende voor de bijbel-getrouwe gelover is dus dat juist God loog en de slang de waarheid sprak, zoals velen hebben opgemerkt.
Het verheugt mij dat Strengholt als goed theoloog twee hoofdstukken verder deze mening is toegedaan:
”De [bijbel]tekst gaat niet over wat ik denk, niet over wat ik me kan voorstellen, niet over wat ik wil geloven, maar de tekst gaat erover wat de schrijver ermee wilde zeggen aan zijn beoogde publiek. We moeten dus zorgvuldig onderzoeken wat bijbelse teksten betekenen in hun oorspronkelijke contekst. De vraag moet altijd zijn wat de schrijver wilde communiceren naar zijn beoogde doelgroep van zijn eigen tijd. Dat betekent de tekst, en niets anders.”
Het lijkt mij dat hij de implicatie van zijn eigen woorden maar eens goed moet overdenken.
Strengholt hangt als christen natuurlijk dit aan:
”De joods-christelijke visie is dat er een dramatische cesuur plaatsvond in het mooie verleden. De allereerste mensen maakten er een potje van en de zaak werd er niet beter op.”
Deze uitleg is gebaseerd op wat Paulus theologiseert naar aanleiding van het verhaal over Adam. Het oorspronkelijke verhaal heeft echter totaal niet de strekking die de christenen eruit hebben gehaald. Het bewijs ervan is dat Adam en Eva in het hele OT verder nooit meer aandacht krijgen, en de joodse religie tot op de dag van vandaag niets over een zogenaamde erfzonde weet.
Het grappige van Strengholt is dat je via bovenstaande woorden van hem zou kunnen denken dat hij toch een creationist is in de zin van iemand die het meeste van het bijbelverhaal toch wel letterlijk neemt. Want hoe kan een theïstisch evolutionist nu spreken over ’de allereerste mensen’? En hoe kan een God die via evolutie alles aanstuurt op wat hij beoogt het resultaat krijgen van een mensennatuur die niet naar zijn zin is? Fossielen van hominiden worden zelfs gedateerd tot 6 miljoen jaar oud. De soort Homo Sapiens wordt geschat op zo’n 200.000 jaar oud. Strengholt vraagt aan iemand op zijn blog ”En waarom zou het idee dat de wereld onder Gods leiding langzaam ontwikkelde het onmogelijk maken dat er eerste mensenpaar was?” alsof het een vanzelfsprekendheid is in evolutie die langzaam gaat. Het komt eenvoudig niet in hem op dat juist daarom het een onmogelijkheid is. Welk punt Strengholt in de evolutie ook zou nemen om het over ”het eerste mensenpaar” te hebben, dat paar zou met geen mogelijkheid hun eigen ouders kunnen beschouwen als ’geen mensen’. Iemand die denkt dat het wel kan heeft eenvoudig niets van evolutie begrepen. Denken dat de menselijke natuur ooit anders is geweest dan zoals we die kennen en dat er op een beslissend moment ’een cesuur’ plaatsvond is een fantasie die volstrekt geen benen heeft om op te staan.
Uit het feit dat Strengholt eigenlijk helemaal niets over de evolutie te vertellen heeft, en aan alle vragen die ten aanzien daarvan opkomen maar een paar luttele bladzijden schenkt, waarvan een groot deel ervan het heeft over heel andere zaken dan de kwestie van de wetenschappelijke evolutieleer en de bijbel, en hij er voortdurend alles aan doet om de wetenschap van tafel te vegen als irrelevant, concludeer ik dat Strengholt in feite nooit deze hele zaak heeft overdacht, en hij in gewoon een fundamentalist is die zijn bijbel letterlijk leest, met uitzondering van een paar zaken die zelfs hem te gortig worden, waarvoor hij dan een hoogstgemakkelijke oplossing verzint (het is dichterlijke taal) om het te kunnen negeren.
Hij schrijft: ”Te denken dat de huidige wetenschap met zijn paradigma’s de waarheid in pacht heeft, is ordinaire overmoed”. Wat moet de lezer nu uit zo’n zin in een hoofdstuk dat over evolutie moet gaan afleiden? Dat een volgende generatie het hele idee van evolutie zo maar weer van tafel kan schuiven als ’oeps, helemaal fout’? Wat anders kan men hieruit concluderen dat we met iemand te maken hebben die de wetenschappelijke evolutietheorie nooit bestudeerd heeft en uit grove onwetendheid spreekt?

