De freethinker kat-en-christus
Zondag 26
Evolutie is allang bewezen
We hebben twee hoofdstukken voor de boeg waarin Jos Strengholt een pleidooi houdt om zowel de evolutieleer aan te hangen als ook creationisme. Of men zou kunnen zeggen dat hij een pleidooi houdt om zowel de evolutieleer af te wijzen als ook het creationisme. Op een of andere manier moeten bepaalde delen van de kool en de geit van beide zienswijzen worden gespaard, maar wanneer we het eindresultaat zorgvuldig bekijken lijkt het er verdacht veel op dat om het te kunnen doen de apologeet zowel van het evolutionisme als het creationisme een dusdanige karikatuur heeft gemaakt dat men geen van beiden nog met duidelijkheid kan herkennen. Is dat de bedoeling en moet een christen het daar mee doen tegenwoordig?
Het creationisme moet Strengholt aanhangen voor zover het een God oplevert die hij schepper kan noemen, want een christen moet nu eenmaal geloven in een God die schepper is. Maar meer wil hij van het creationisme niet weten, aangezien het duidelijk is dat de creationisten via de informatie die ze uit de bijbel menen te kunnen opvissen een jonge aarde aanhangen en dit zo indruist tegen alle wetenschappelijke onderzoeksresultaten dat hij voelt dat het een nar van hem zou maken indien hij dát zou aanhangen. Er rolt uiteindelijk een God uit de bus die de geschiedenis van het universum en de wereld – door de wetenschap beschreven als een proces van miljarden jaren – volgens hem bestuurt. Intelligent Design moet wel het logische antwoord zijn want ”leg eens uit hoe een blind wezen geleidelijk gaat zien?” Aangezien hij blijkbaar er niet mee bekend is dat dit door evolutiewetenschappers inderdaad zeer goed uitgelegd kan worden – oa. Richard Dawkins doet er zijn best op dit uit te leggen – , meent hij dat er een God moet zijn geweest die op een gegeven moment in de eindeloze evolutie besloot wezens met het design van ogen uit te rusten. Strengholt voegt hier nog aan toe dat een hart, lever of darmen dat even een paar dagen niet optimaal werkt een dood wezen oplevert. Hij legt niet uit of er een God nodig is om op een gelukkige dag in de eindeloze evolutie dat Hij met nieuwe, frisse ideeën wakker wordt, een kant en klaar hart, lever en darmen af te leveren, of dat Hij tijdens de evolutie van miljarden jaren voortdurend wakker is geweest en het sturen van de evolutie inhield dat hij op ieder moment de zich elementair ontwikkelde harten, levers en darmen van ontelbare wezens een handje hielp wanneer ze een paar dagen niet zo optimaal werkten. Beide zaken getuigen tenslotte van intelligentie, en dat is nu net waaraan het de evolutietheorie zonder God aan ontbreekt: ”Het is leuk in een theorie te verklaren dat de mensheid zich vanzelf en langzaam heeft ontwikkeld, maar hoe is dat in vredesnaam mogelijk zonder sturende hand? Je moet voor de gedachte dat dit ’vanzelf’, of ’door toeval’, of door ’milieu’ is gebeurd net zo’n groot geloof hebben als wie gelooft dat achter ons bestaan een God zit.” Het lijkt mij duidelijk dat men hieruit kan concluderen dat Strengholt nog nooit een ’verklarende theorie’ onder ogen heeft gehad, of anders het woord ’verklaren’ niet goed begrijpt. Strengholt ontkent of heeft geen idee van de meest centrale gedachte van de evolutieleer, namelijk dat het mechanisme van natuurlijke selectie verantwoordelijk is voor de gehele evolutie, oftewel dat natuurlijke selectie de sturing doet. Als goede apologeet kan hij het nog wat aandikken:
”Of eigenlijk nog een groter geloof, als je het mij vraagt. De eenvoudigste verklaring is toch de meest voor de hand liggende? Er is een God die de hemel en aarde maakte”.
Hij schijnt er niet bij stil te staan dat met de eenvoudigste verklaring niet wordt bedoeld dat het antwoord van een kind altijd het antwoord van een intelligente volwassene overtreft. In de wetenschap moet alles wat naar voren wordt geschoven zich onderwerpen aan rationaliteit. In dit geval wordt dus geconcludeerd dat een concept van natuurlijke selectie, een eindeloos proces waarbij genetische variaties die optreden in stand blijven wanneer het voor het overleven van een wezen voordeel oplevert, maar doodlopen indien het dat niet doet, eenvoudiger is dan het concept van de veronderstelling dat een eindeloos de menselijke complexiteit en intelligentie overtreffend Wezen aan de basis zou staan van en verantwoordelijk zijn voor alles. Want ten eerste is het oplossen van een raadsel door middel van het scheppen van een groter raadsel helemaal geen oplossen, en ten tweede is er voor het bestaan van zo’n God in het geheel geen empirisch bewijsmateriaal. Wat ervoor door gelovigen aangedragen werd en wordt (wonderen en de bijbel/koran) is door de wetenschap als niet deugdelijk genoeg bestempeld. Voor de alternatieve hypothese is echter wél empirisch bewijsmateriaal voorhanden. Iemand met enige intelligentie weet dat de manier om van een probleem af te komen die door de struisvogel uitgevonden werd, hoewel in eenvoud wellicht niet te overtreffen, niet die van wetenschappelijk methode overtreft. Overigens is de struisvogelmethode, – alle overvloedig beschikbare informatie zoveel mogelijk vermijden en negeren om overal maar een God uit de bus te kunnen zien rollen -, iets wat inderdaad goed ervaren kan worden als een ’leuke verklaring’ van het leven. Zoiets kan men op een zonnige middag aan het strand wel eens gaan bekijken ter verpozing en vermaak.
Strengholt wordt vervolgens geconfronteerd met een vraag die ervan uitgaat dat de evolutie alles kan verklaren zonder God, maar geen antwoord geeft op ’de eerste oorzaak’. De vraagsteller vraagt of God als eerste oorzaak waarschijnlijker is dan de opvatting dat iets uit niets ontstaat. Ik voor mij kan met beide denkbeeldige antwoorden niets aan, hoewel ik wel Victor Stenger er op heb nagelezen, een natuurkundige die het laatste aan de man probeert te brengen. En God als eerste oorzaak is eenvoudig een grap, want een oneindig intelligent Wezen postuleren dat je per definitie zonder oorzaak laat zijn staat eenvoudig gelijk aan de problematiek dat ieder gevolg een oorzaak moet hebben via menselijke verbeelding in het niets te laten verdampen. Strengholt antwoordt nota bene dat het antwoord God de meest logische is, op grond van het feit dat ieder gevolg een oorzaak moet hebben. Alsof je God daarvan dan kan vrijspreken gewoon door het woord te definiëren als een Wezen dat geen oorzaak heeft. Nou ja, dan kun je toch beter geloven dat het universum eeuwig is en geen oorzaak heeft, desnoods door een universum met een Big Bang te laten beginnen en een proces te verzinnen waarmee het uiteindelijk weer op een nieuwe Big Bang uitloopt, hetgeen zich eindeloos herhaalt. Van het universum weten we tenminste met zekerheid dat het bestaat. Strengholt ziet dat ook wel in, want hij zegt er meteen achteraan:
”Tenzij je gelooft in een eeuwig universum (dat dan dus goddelijk is)”.
Een eeuwig universum is iets wat ik me veel gemakkelijker kan voorstellen dan een God met intelligentie. Want een eeuwig universum werkt onpersoonlijk en zonder moralistische oogmerken, dus precies op de manier waarop ik parasieten en aardbevingen, en tinnitus, en hartaanvallen en lepra en dementie en kanker, schadelijke radioaktieve radon, borreliosis en geboorten van siamese tweelingen, down syndromen en spastische mensen, en zo ongeveer alles wat er onder de zon te zien is, goed kan begrijpen. Hoewel ik op de moeilijkste vraag die iemand kan stellen geen antwoord heb denk ik dat ik toch stiekem uitga van een eeuwig universum. Ik lach dan wel altijd om mezelf, want ik heb best wel door dat ik als mens zo gebouwd ben dat ik op alles een antwoord moet hebben, en ik het dus eigenlijk helemaal niet weet. Het is een geloof waartoe ik gedwongen wordt omdat alle alternatieven voor mij nog moeilijker zijn om te kunnen geloven. En omdat het een geloof is heeft het bijgevolg niet veel om het lijf. Ik begrijp dan ook totaal niet waarom Strengholt mensen die aannemen dat het universum eeuwig is tussen twee haakjes weer met een soort God moet opzadelen. Indien een eeuwig universum dat uit zichzelf bestaat goddelijk genoemd moet worden dan heeft goddelijk zijn betekenis verloren, want ’alles is God’ is hetzelfde als ’niets is God’. Of eigenlijk begrijp ik het wel, want Strengholt wil postuleren dat de logica gebiedt dat men wel uit móet komen op een God. Dat zijn God in het tweede geval (het universum is eeuwig en dus God) vervalt tot inhoudsloos is voor een apologeet blijkbaar geen probleem.
Strengholt vervolgt met een zeer vreemde redenatie: ”Ik zou zeggen, overweeg eens of de christelijke hypothese wel zo vreemd is: een Schepper-God, en een parallel geestelijk universum. Maar dat is natuurlijk de enige hypothese die niet mag, want dan heb je Degene weer binnengehaald die je zo graag bestrijdt.”
Begrijpt Strengholt dan niet dat de doorsnee vrijdenker tegen wie hij spreekt deze zaak juist heel uitgebreid heeft overwogen? Denkt hij in alle serieusheid dat het voor ongelovigen een leuke hobby is om koste wat kost een denkbeeldige God te bestrijden? Alsof het die mensen helemaal niet te doen is om de waarheid te achterhalen? Alsof ze niet serieus met belangrijke vraagstellingen in het leven bezig willen zijn? Waar zou iemand die zich met deze problematiek bezighoudt opeens een ’parallel geestelijk universum’ uit kunnen fantaseren? Uiteraard kan dat alleen indien we de bijbel bezien als een soort openbaring van God, en bezien als een bron van betrouwbare informatie. Wanneer ik Strengholts God bestrijd is dat dan ook omdat ik ervan overtuigd ben dat waar hij mee aankomt een God onwaardig is. Als ik vanwege logica al een God zou moeten postuleren in mijn denken dan kan ik wat het bijbelgeloof betreft niet anders concluderen dan dat het primitief, contradictoir en godslasterlijk is en dus niet in aanmerking komt als hypothese. Voor de rest is de kwestie van een hypothetische God een volkomen neutrale zaak. Met of zonder God als uitleg voor het bestaan is van geen enkele consequentie voor mijn leven. Indien er al een God is die er uiteindelijk voor verantwoordelijk is of mij in stand houdt, is die even ver van mijn bed als mijn wereld boven die van de bacterie in mijn buik.
De link met de bijbel komt opeens als een duveltje uit een doosje achter de vorige woorden van Strengholt die ik citeerde aan:
”Het christelijk geloof zegt dat de allereerste oorzaak niemand minder is dan God, de Vader van Jezus”.
Ik zal er in het volgend hoofdstuk uitgebreid op ingaan hoe theïstisch evolutionisme onmogelijk aan wat de bijbel ons wil zeggen kan verbonden worden. Hier volstaat het met op te merken dat de eerste zin waarmee Strengholt zijn ’hypothese’ begint al een contradictie en onwaarheid is. Het christelijk geloof maakt om te beginnen van de eerste oorzaak al een potje. Het Oude Testament mag dan nog heerlijk eenvoudig zeggen dat God de hemel en de aarde schiep, maar het Nieuwe Testament laat weten dat niet God de Vader de schepper van het universum is, maar Jezus Christus:
Beeld van God, de onzichtbare, is hij [=Jezus],
eerstgeborene van heel de schepping:
in hem is alles geschapen,
alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare,
vorsten en heersers, machten en krachten,
alles is door hem en voor hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem. (Kol. 1)
Het christelijk geloof heeft ook altijd volgehouden dat de zoon niet is ontstaan uit de vader, maar van alle eeuwigheid is geweest. Maar tezelfdertijd wordt hij hier in de Kolossenzenbrief wel aangeduid als ’eerstgeborene van heel de schepping’. Er valt aan de leringen van de bijbel eenvoudig geen touw vast te knopen. Woordspelletjes met vader en zoon, en beeld of afdruk van iets onzichtbaars, maken het enkel nog verwarder, want dat de mens ook al beeld van dat onzichtbare is werd in het Oude Testament al geopperd. Christelijk geloof staat gelijk aan in een eeuwige draaimolen te zitten waar je nooit uitkomt. Voor ieder probleem waar je tegenaan loopt moet je voor straf weer driemaal in het rond verder om je nog duizeliger te maken.
En waar komt deze ’christelijke hypothese’ uit de Kolossenzenbrief opeens vandaan? Waar zijn de ooggetuigen waar Strengholt zich altijd zo op beroept dit keer?
Is het een openbaring van God? Nee.
Heeft Jezus ooit zo over zichzelf gesproken? Nee.
Moeten we uitgaan van deze hypothese eenvoudig omdat het in de bijbel staat? Blijkbaar.
Omdat een groep mensen overeen kwam dat het wel leuk is hierin te geloven? Blijkbaar.
Moet zoiets komen te staan tegenover de wetenschappelijke methode? Blijkbaar.
En presteert de christen het om zijn betoog nog voort te zetten met een preek over hoe ineffectief en onvolkomen en oppervlakkig de wetenschap is? Uiteraard!
”Ingewikkelde dingen ontstaan uit eenvoudige? Zomaar vanzelf? Alleen wetenschappers die evolutie denkbaar moeten maken zonder die sturende hand kunnen het verzinnen. Een wereld waar zo’n complexe samenhang is tussen de afzonderlijke onderdelen, dat als er maar een minimaal chromosoompje te veel in het DNA van de huidige wetenschappers had gezeten, ze nu met hun blokkendoos zouden spelen.”
Kan de apologeet de wetenschap nog iets meer neerzetten als iets minderwaardigs? Absoluut, tot uw dienst!
”Natuurlijk blijf ik rekening houden met God. En bovendien, het paradigma van vandaag, dat bestaat uit het grote raamwerk van onze wetenschappelijke visies op de werkelijkheid, ligt volgens mij over een tijdje weer op de schroothoop.”
Is het misschien nog mogelijk om de wetenschap helemaal buitenspel te zetten wanneer het om religieus geloof gaat? Goed idee! Op uw wenken!
”Veel belangrijker en fundamenteler nog is de vraag hoe wetenschap überhaupt een rol zou kunnen spelen om God onnodig te maken.”
Dat een eenvoudige uitvinding als je handen wassen, de bliksemafleider, of iets meer kennis aangaande kometen, of een penicillinepil te ontwikkelen, al laat zien hoe zoiets als het verdwijnen van een god in zijn werk gaat is blijkbaar niet iets wat ooit tot Strengholt is doorgedrongen.
Strengholt besluit zijn apologetische fietsen in de lucht met een passage die zo uit een boekje van Willem Ouweneel zou kunnen komen:
”Ik onderstreep gaarne nog maar eens dat de meeste zaken die in het leven van werkelijk belang zijn, niets met wetenschap te maken hebben”.
Het enige verschil is dat Ouweneel er tenminste nog een heel hoofdstuk aan kan wijden, dat becommentarieerd kan worden.
Strengholt maakt mij niet duidelijk hoe het feit dat liefde belangrijk is voor de doorsnee mens – een groepsdier met intelligentie – van enige relevantie is voor de vraag of de wereld geëvolueerd is via puur onpersoonlijke natuurlijke processen of gecreëerd door een superieure intelligentie, die vooral in zijn schik is met gekrioel van leven met zo weinig mogelijk hersens.

