Zondag 25


De freethinker kat-en-christus

Zondag 25
Er bestaat geen ware religie



Waarom zijn veel christenen zich niet bewust van de inbreng van Keltische en Germaanse rituelen en gebruiken in hun geloof?

Strengholt antwoordt dat veel christenen zich hier van bewust zijn en het juist prachtig vinden. ”Zo schoot het evangelie wortel in heidense grond. Wat is er mis met Kerst vieren op een dag die oorspronkelijk gewijd was aan een afgod? Het onderstreept dat Jezus Christus de overwinnaar is over de vroegere goden. Zo werd dat toen beleefd, en zo zijn er leuke Germaanse gebruiken blijven bestaan. Die overigens helemaal niets met de inhoud van mijn geloof te maken hebben.”

Ik sympathiseer hier met Strengholt, hoewel hij natuurlijk onzin praat wanneer hij denkt dat Jezus Christus ’de afgoden’ overwon. Het is uiteraard precies andersom. De aanbidding van ’afgoden’ gaat gewoon door, het christelijk geloof is enkel de volgende afgod en een volgende kermiskraam die aan het feest toegevoegd wordt. Het wordt ahw. door ’de afgoden’ herkend en opgeslokt. De kersttijd is de uiting van de behoefte aan licht in het donker, het overleven van de winter. Juist het feit dat Kerst een allegaartje is van allerlei gebruiken en geloofsopvattingen, passen de christelijke brokstukjes die ertoe behoren er, – net als witte sneeuw -, prachtig bij om het geheel een sfeer van sprookjes, folklore en vooral gezelligheid te geven. In Finland waar ik woon komt dit bijzonder sterk naar voren. Christelijk zijn hier betekent dat je bij de kerk staat ingeschreven, maar nooit een kerk bezoekt. Maar Kerst moet uitbundig gevierd worden, December heet zelfs Joulukuu, dwz. kerstmaand! Het is een veel groter feest dan Juhannus, het midzomerfeest. Voor mij en ik denk alle Finnen die in Joulukuu in het pikdonker moeten leven, is kerst het feest waarin de mens de duisternis en kou overwint door zelf voor het licht en warmte te zorgen. Letterlijk, via de uitbundige lichtversiering die iedereen binnen en buiten aanbrengt, en figuurlijk via de gezelligheid en het denken aan en opzoeken van vrienden en familie. Op het schoolkerstfeest is een groot deel van de folklore grappige toneelstukjes en dansuitvoeringen van de joulutonttuja (kerstkabouters, de dwergen met de rode pakjes en puntmutsen die de kerstman helpen) en wordt het feest beëindigd met de komst van de Joulupukki, de heel heidense Kerstman uit Lapland. Ertussendoor kan soms ook nog een uitvoering van Jozef en Maria en het kindje in de kribbe worden gegeven, met een hoop zingende engeltjes en wijzen uit het oosten met mooie kleren. Voor kinderen van 6 tot 13 jaar past het allemaal heel goed bij elkaar, vooral als er op het eind een zak snoep aan iedereen wordt uitgedeeld. De nieuwe moslimimmigranten hebben af en toe wat moeite met de kabouters, maar ze hoeven die echt niet serieuzer te nemen dan ze de grote profeet Jezus vereren.  Toen ik eens met iemand erover sprak die rector was op een basisschool waar veel moslimimmigranten zaten, zei ze dat men de moslimleerlingen leert dat je heel goed mag zeggen dat kabouters niet bestaan, en de hele zaak zelfs mag uitlachen, en het schijnt dat die formule uitstekend werkt. Ze hebben dan niet meer het idee dat ze zondig zijn als ze eraan meedoen. Toen ik het hoorde begreep ik meteen dat dat de oplossing is voor alle religieus bijgeloof. Laat het vooral dienen als folklore die niemand echt serieus neemt. Zo geef je geloofsverslaafden waar ze nu eenmaal niet zonder kunnen, maar heb je het tevens onschadelijk gemaakt. Ach, de amerikaanse TV doet de rest wel. Rudolph the Red-Nosed Reindeer is als Paulus, de laatste die aan de show meedeed (hij werd pas in 1939 uitgevonden), maar de show steelt.

De Kerstman woont overigens niet in Rovaniemi, zoals Wikipedia ons probeert wijs te maken, maar in Korvatunturi. Maar voor iedere brief aan de kerstman volstaat als er enkel maar Finland als adres wordt opgegeven. De Finse post bezorgt iedere brief naar het huis van de kerstman in Korvatunturi. En de Kerstman – in tegenstelling tot God – beantwoordt alle brieven van kinderen die hij krijgt.

Als er zoveel religies zijn, waarvan de beoefenaars ervan allemaal overtuigd zijn van hun gelijk, waarom weet jij dan zo zeker dat jouw religie de ware is?

Strengholt schijnt niet te beseffen dat deze vraag in verband staat met wat men in de sociologie heeft opgemerkt: een wereldbeeld heeft des te meer autoriteit naarmate er geen concurrenten zijn. Maar hoe meer alternatieve zienswijzen opgang doen, des te moeilijker wordt het voor de aanhangers van eenieder van die zienswijzen om geloofwaardigheid te behouden. De geloofwaardigheid wordt voortdurend betwist, aangevallen, zelfs geridiculiseerd. De gelovige krijgt dan te maken met cognitieve dissonantie, de spanning tussen de overtuiging en allerlei feiten die de overtuiging tegenspreken. Er komt dan een psychologisch proces op gang dat die spanning probeert te verminderen door zich ofwel des te verbetener op het geloof te concentreren (en zich af te scheiden van de wereld) ofwel (het alternatief) het aan te passen. Beide alternatieven heffen de spanning niet op, maar laten de gelovigen een enigszins gespleten leven leiden.



Strengholt overdenkt deze zaak in het geheel niet, maar komt onmiddellijk met de vergelijking dat een mens ook keus heeft uit 20 politieke partijen, die allemaal heel andere oplossingen aandragen voor maatschappelijke problemen. Toch kan een mens met aanwending van redelijkheid het één tegen het ander afwegen en zijn keus maken. Strengholt beseft niet dat politieke partijen niet vergeleken kunnen worden met de waaier van religies, zeker niet met een religie zoals de christelijke, die de unieke en enige waarheid beweert te zijn. Politiek is bij uitstek een zaak van compromissen sluiten. Dit zo kundig mogelijk te kunnen doen is het vak van een politicus. In de politiek is het zelfs een wet dat mensen niet eens gewenst achten dat één politieke partij geheel gelijk zou hebben. Wanneer één partij maar lang genoeg aan het bewind is geweest wint de oppositie de volgende verkiezing vrijwel automatisch. Van politieke partij wisselen kan zo gemakkelijk zijn als verhuizen naar een andere plaats en daar een fan van de plaatselijke voetbalclub worden. Bij een wereldbeeld gaat het echter om de basis van het bestaan, het is zeer diep verankerd. Een verandering in wereldbeeld behoort daarom tot de meest dramatische zaken die een mens in het leven maar kan meemaken.


Het verwerpen van andere godsdiensten gebeurt altijd op rationele gronden. Zoals Bertrand Russell ooit eens antwoordde op de vraag hoe hij zich zou verontschuldigen tegen God als hij ooit voor Hem zou komen te staan: ”Not enough evidence, sir, not enough evidence”, is in zo’n pluralistische situatie ongeloof het redelijkste standpunt. Verwerp je op rationele gronden alle andere religies behalve die van jezelf dan heb je duidelijk de rationaliteit nog niet toegelaten op je eigen geloof, vanwege psychische behoeften die je eraan vast laten houden, want iedere buitenstaander zal jouw geloof met dezelfde rationele argumentering afwijzen als jij alle anderen. De moeilijkheid om het toe te passen op je eigen overtuiging is het probleem van partijdigheid, je subjectieve binding en verknochtheid aan je eigen religieuze cultuur, net zoals een mens een voorliefde heeft voor zijn eigen land, en een buitenlander vaak een betere analyse kan geven van de plussen en minussen van het land waar je woont.

 
Strengholt komt nog met twee tegenwerpingen. Ten eerste zegt hij dat het christelijk geloof van alle andere religies positief verschilt omdat het zich baseert op historische gebeurtenissen. Dat laatste moge waar zijn, maar in plaats van dit als een pluspunt te beschouwen is het juist een minpunt in vergelijking met godsdiensten zoals het boeddhisme, dat in wezen een filosofie is. Want met een filosofie kun je het tot in het oneindige eens zijn, terwijl iets wat gebaseerd is op historische gebeurtenssen ingekleurd wordt naar gelang de mens die historie interpreteert, en erger nog, kan zijn geloofwaardigheid geheel verliezen wanneer men op goede gronden aan de betrouwbaarheid van de overleveringen kan twijfelen. Dit laatste is nu juist precies wat de afgelopen 200 jaar met het christelijk geloof gebeurd is, en de oorzaak ervan dat het christelijk geloof in het ontwikkelde Europa langzaam maar zeker afsterft.

 
De tweede tegenwerping is dat hij de vrijdenkers ervan verdenkt de religies nooit te bestuderen. ”Heb je wel eens gekeken naar de interne consistentie van waarin ze geloven? Naar de uitwerking ervan op zijn aanhangers? Naar de invloed ervan op de samenleving? Wie is vergelijkbaar met Jezus?” Hij besluit met de fantastische claim: ”De vraag lijkt me dus vooral voort te komen uit gebrek aan kennis van de godsdiensten. Ik kan je aanraden die studie te doen en besluit dan voor jezelf welke religie je de geloofwaardigste vindt.” Zelfs hier komt Strengholt nog niet op het idee dat de vrijdenker dat allang gedaan heeft en allang besloten heeft om ze daarom allemaal aan de kant te leggen.

 
Zijn raad komt bijzonder komisch over wanneer men zijn Kleine Catechismus voor Freethinkers ook maar enigszins als maatstaf mag beschouwen voor zijn eigen niveau van verdiepen in een zaak. Dit diep droevige niveau wordt nog versterkt door de karikatuur die hij als laatste woorden nog even geeft van de andere godsdiensten:

”Je kunt natuurlijk ook wierook gaan branden voor een beeld van een olifant, of voor een dikke Boeddha, of een religie adopteren waarvan de oprichter tegelijk acht vrouwen had, en die het met kleine meisjes en jongens deed. Je kunt ook geloven dat leuk gekleurde stenen mysterieuze invloed op je leven hebben.”

Bij het lezen van deze passage vraag ik me af of het de man die anderen de raad geeft om kennis op te doen zelfs ontbreekt aan de meest elementaire kennis omtrent wat een vrijdenker is. Hij adresseert zijn boekje tenslotte aan vrijdenkers. Een vrijdenker is uiteraard niet de flierefluiter waarmee ik hem af en toe voor de grap heb betiteld om recht te doen aan wat Strengholt voor ogen heeft, maar iemand die zich via denken veelal heeft vrijgevochten van de religie. Via rationeel bezig zijn en wetenschappelijke studie is hij uitgekomen op atheïsme, agnosticisme of ten hoogste nog een God waarvan de vrijdenker zelf zijn eigen bijbel over schrijft. Een vrijdenker is vaak atheïst geworden omdat hij juist veel meer dan anderen over God heeft nagedacht. Want nadenken laat goden en allerlei geloof dat eromheen verzonnen is door de mand vallen.

 
Doen gelovigen dan niet aan nadenken? Wel, iedere gelovige kan dit voor zichzelf overdenken, maar laat ik me nu enkel maar beperken tot Strengholt. Hij heeft inmiddels opgemerkt dat ik een commentaar op zijn boekje schrijf. En gaat hij er over nadenken? Laat ik hem het voordeel van de twijfel geven. In ieder geval spreekt zijn eerste reactie boekdelen:

Freethinker beleeft veel pret aan mijn boekje!
Mooi zo.


Ik zie nu pas dat
http://www.Freethinker.nl veel plezier beleeft aan het boekje Kleine Catechismus voor Freethinkers dat ik schreef als antwoord op een hele rits vragen die ze daar aan christenen stellen. Ik had nimmer de gedachte dat ze onder de indruk zouden zijn van mijn antwoorden, maar grappig is hoe ze rollend van het lachen zichzelf lijken te benatten. Onze minuscule intellectuele avant garde van atheïsten heeft het niet meer. Blij dat ik ze een genoegen doe

http://strengholt.blogspot.fi/2013/07/freethinker-beleeft-veel-pret-aan-mijn.html

Een pluim voor hem dat hij ze inmiddels als ’minuscule intellectuele avant garde’ kan bezien. Beter laat dan nooit tenslotte.