De freethinker kat-en-christus
De opstandingsverhalen zijn niet geloofwaardig
Het is niet geheel duidelijk waarmee de vrijdenker worstelt, maar men kan wel veilig stellen dat het aandachtig volgen van een paar afleveringen van de beroemde X-files met Scully & Mulder hem de ogen wel zou hebben geopend. Hoe de vrijdenker het heeft gepresteerd deze televisieserie, die wel een jaar of tien gedraaid heeft, te negeren mag een modern wonder heten. Het evangelie van Johannes tracteert ons eenvoudig op een scenario dat niet ongeloofwaardiger is dan een aflevering van de X-files: alle discipelen zijn bijeen, ook Tomas die nog steeds niet kan geloven dat Jezus is opgestaan. Ze denken veilig te zijn, alle deuren zijn op slot. Maar dan verschijnt zo uit het niets Jezus in hun midden!
Tsja, als bij een sprookje met een happy end een grootmoeder uit de buik van een wolf komt, weet iedereen dat je niet moet vragen hoe zij eruit zag en hoe ze überhaupt in de buik paste, heelhuids daarin terecht kwam en heelhuids daar weer uit kwam. Dat een vrijdenker denkt te moeten vragen hoe het nu zit met dit verhaal pleit blijkbaar niet voor zijn opvoeding, noch voor zijn schranderheid.
Tenzij…gelovigen in alle ernst geloven dat wat Johannes hier vertelt waargebeurde geschiedenis is. En ja, dat hebben ze wel al zo’n 2000 jaar volgehouden. En men kan er niet aan ontkomen dat Johannes er zijn best voor deed om heel duidelijk te maken dat we hier niet aan een geestverschijning moeten denken, maar sprake is van een echt lichaam dat betast kan worden en kan eten.
Het gaat hier om een opstandingslichaam dat aan de ene kant precies hetzelfde is als tevoren, maar aan de andere kant met wat Scully & Mulder en de gerenommeerde theoloog (voornaam N. Thomas!) Wright aanduiden als ’begiftigd met transfysikaliteit’. Moeilijk voor te stellen! Dus de opgestane Jezus ziet er precies zo uit als tevoren, met het mooie haar en baard van George Harrison uit de jaren dat hij My Sweet Lord zong, aangevuld met opgedroogde wonden van gaten in zijn handen en een speerwond in zijn zijde, die vanaf nu zijn trademark zijn. De ongelovige Tomas betast hem, en, vreemd genoeg, concludeert hieruit dat Jezus juist geen mens is maar My Lord and my God. Uit het feit dat Jezus gezellig mee-eet mogen we echter niet linea recta concluderen dat er in de hemel blijkbaar ook toiletten zijn, want dat zou ons weer het onvoorstelbare simplisme van de vrijdenker opleveren. Tezelfdertijd namelijk kan zo’n transfysikaal lichaam tenslotte als uit het niets verschijnen en voor onze ogen weer in een ondeelbaar ogenblik kunnen dematerialiseren, net zoals in de beste afleveringen van Star Trek. Zo’n opstandingslichaam heeft dus geen deuren meer nodig om ergens binnen te komen, waarom zou het dus een WC nodig moeten hebben om iets eruit te laten gaan? ”Dit niet kunnen begrijpen maakt het nog niet onwaar” is een verbluffend nieuwe insteek waarmee de apologeet ons ditmaal verrast.
Dat het verhaal betrouwbaar is komt volgens de apologeet vooral tot uiting in dat de andere tien discipelen er ook bij waren en het een groteske gedachte zou zijn dat ze allemaal collectief hun mond zouden hebben gehouden als dit een leugen was die rondging.
Dat Tomas van deze ontmoeting zeer onder de indruk was wordt ook bewezen door het feit dat hij later naar India reisde om daar het evangelie te prediken (hetgeen we weten via een andere betrouwbare overlevering). Zoiets zou tenslotte niemand doen die er niet in gelooft. En daar heeft hij bovendien dit verhaal nooit tegengesproken, hetgeen we kunnen concluderen uit het feit dat zo’n verhaal niet gevonden kan worden.
Tomas bleef echter wel altijd bekend staan om zijn hoge mate van scepticisme. Toen het Maria’s tijd was om ten hemel te varen liet zij Tomas er dan ook getuige van zijn omdat ze wel wist dat hij het anders niet zou geloven. (Men kan deze betrouwbare geschiedenis hier lezen.) Omdat er wel meer zijn die gedegen bewijsmateriaal nodig achten voor religieus geloof liet zij haar gordel op Tomas vallen, zodat hij die kon laten zien aan de andere apostelen – die ditmaal op hun beurt inderdaad zeer sceptisch waren aangezien het om een vrouw ging. Het evangelie van Tomas laat weten dat het vooral voor Petrus hard te verteren was dat Maria ten hemel voer. Hij was namelijk de opinie toegedaan:
”Females are not worthy of life.”
De gordel was echter een duidelijk bewijs dat Tomas gelijk had, en daar zwichtte zelfs Petrus voor.
Men ziet, voor een apologeet is het onvoorstelbaar triest dat er mensen zijn zoals vrijdenkers die bij iedere ademtocht argwaan in- en uitademen. Zij hebben geen kans op zaligheid:
Tomas zei tot hem: Mijn Heer en mijn God! Jezus zei tot hem: Omdat jij mij gezien hebt geloof je? Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven!
Joh. 20:28,29
Ja, maar begrijp je dan niet, beste apologeet, dat juist om Jezus dit te laten zeggen, de schrijver van het Johannesevangelie dit verhaal verzon? Net zoals de latere legende over de gordel van Maria die aan Tomas gegeven werd als bewijs van de hemelvaart van Maria verzonnen werd om sceptische toehoorders te overreden? Johannes is zijn hele evangelie door bezig met het verstrekken van bewijzen om de lezer maar te overreden om te geloven. Iedere evangelist weet toch dat de tegenwerping die de evangelist van alle eeuwen het meest hoort de opmerking is ”Als hij zich aan me laat zien zal ik je praatje geloven!”
Tsja, waarom zou iemand die zaligheid ervaart naar zo’n zuurpruim moeten luisteren?
Bij de opstanding van Jezus gaan de graven open en herrijzen vele heiligen die overleden waren. Waarom wordt dit nergens anders vermeld dan in Matteüs?
Het wordt er niet gemakkelijker op. Het zweet begint bij iedere bijbelgelover nu uit te breken. De apologeet zegt het een ”bijzonder vreemd verhaal” te vinden en voegt eraan toe ”Ik weet niet zeker wat ik ermee aan moet”.
Wanneer een apologeet zo begint, kan men er altijd van verzekerd zijn dat hij zich in een wanhoopspositie bevindt, en zich dan altijd gaat bedienen van geleerde theologentaal om zich uit de benarde positie te wringen. Geleerde theologentaal is namelijk uitgevonden om precies dezelfde reden als wanneer men vermolmd hout bedekt met een zo dik mogelijke mooie verflaag. Verwacht nu niet te veel natuurlijk. De kleine catechismus is en blijft een boekje voor 9 tot 13 jarigen. De theologentaal wordt dan ook beperkt tot één woord:
”Ik kan me voorstellen dat deze beschrijving onderdeel was van Matteüs’ theologische poging om de opstanding van Jezus in een eschatologisch licht te plaatsen.”
’Eschatologisch’ betekent dat het betrekking heeft op de laatste dingen die zullen gebeuren in de geschiedenis. Volgens Strengholt profeteerde Zacharia al dat de Messias ’met zijn heiligen’ in Jeruzalem zou komen. Vandaar dat Matteüs er behoefte aan heeft om te laten zien dat deze profetie nu vervuld is. Het probleem is echter dat eschatologisch geen eschatologisch kan zijn indien de wereld daarna gewoon 2000 jaar verder draait. Dit vervolgprobleem bij de horens te pakken laat Strengholt wijselijk achterwege. Maar zou het inderdaad zo zijn dat de pientere Matteüs weer een bewijs erbij heeft opgevist uit het Oude Testament om zijn Jezus de beloofde Messias te laten zijn, is het probleem waarvoor we staan dan niet juist nóg groter geworden? Het bewijst dat Matteüs zijn ’feiten’ eenvoudig verzint al naar gelang hij een tekst in het Oude Testament vindt waar hij een verhaal van kan maken waarmee hij zijn messias bewijst. Want ligt het dan niet vele malen meer voor de hand dat hij deze gebeurtenis verzint, en daarom niemand anders er weet van heeft, dan dat we iets serieus zouden moeten nemen waar enkel een onbenul uit Monty Pythons Life of Brian toe in staat is? Strengholt begrijpt dit volkomen, en noemt het dan ook een ’theologische compositie’. Maar in één adem kan hij erachteraan schrijven dat een theologische compositie toch niet betekent dat het historisch onjuist zou zijn. Dit is al even vreemd als wanneer iemand zou toegeven dat The Lord of the Rings inderdaad een ’epic high fiction novel’ is, maar dat niet betekent dat het historisch onjuist zou zijn. Strengholts argument is voor de honderdste maal dat Matteüs niet lang na het gebeuren geschreven en verspreid is en mensen het dus konden natrekken, maar dit is nu juist precies wat iedere scholar die erop gestudeerd heeft tegenspreekt. Het evangelie is geschreven na Marcus, op zijn vroegst 50 jaar na het optreden van Jezus en na de vernietigende joodse oorlog. Matteüs kopieert nota bene praktisch het hele evangelie van Marcus. Dat bewijst dat er zelfs voor hem die er werk van maakte niets viel na te trekken. Hij kon er enkel bij verzinnen. Dat is wat theologische compositie betekent.
Overigens is het jammer dat de apologeet niet wat nauwkeuriger het verhaal heeft gelezen en de details ervan in het oog houdt. Zelfs deze vetgedrukte vraag zet hij er verkeerd neer. In het verhaal dat men kan lezen in Mt. 27:52-53 laat de schrijver van het evangelie namelijk weten dat de graven en herrijzenis van overledenen al plaatsvond op het moment dat Jezus stierf. Deze opgewekte heiligen gingen echter pas nadat Jezus opgewekt werd uit hun graf om te verschijnen aan ’een groot aantal mensen’! Deze gang van zaken maakt het verhaal nóg ongeloofwaardiger dan het al is.
Maar blijkbaar zijn zij die hun oren nooit wassen en hardnekkig blijven geloven zalig.

