De freethinker kat-en-christus
Zondag 13
Evangelieschrijvers waren geen ooggetuigen
De evangelieschrijvers zijn geen ooggetuigen en schreven pas tientallen jaren later hun boekjes. Is hun interpretatie van de overleveringen niet gekleurd omdat ze in een periode leefden waarin bijgeloof normaal was?
In dit hoofdstuk brengt Strengholt een apologeet ten tonele die zijn weergave niet heeft. Een sublieme vertolking van het beste naïvisme dat men zich maar kan indenken. Sla een Wikipediapagina op om basisinformatie te verkrijgen over de evangelieën. Men krijgt dan dit te horen:
”The scholarly consensus is that they are the work of unknown Christians and were composed c. 68-110 AD. The majority of New Testament scholars agree that the Gospels do not contain eyewitness accounts; but that they present the theologies of their communities rather than the testimony of eyewitnesses.”
Historical reliability of the gospels
Nu kan men opmerken dat daar enkel staat ”de meerderheid van nieuwtestamentici”, maar het zal eenieder duidelijk zijn dat bij een onderwerp waar geloofsovertuiging centraal staat en zelfs iemands wereldbeeld in het geding is, het onvermijdelijk is dat niet iedereen de koele feiten van het wetenschappelijk onderzoek onder ogen kan zien.
De zondagsschoolapologeet doet echter alsof de wetenschappelijke onderzoeksresultaten eenvoudig niet bestaan en komt met een klinkende titel binnenvallen: De evangelieschrijvers als ooggetuigen! Dit zegt hij zonder ook maar één keer met zijn ogen te knipperen. Tweehonderd jaar lang heeft de moderne wetenschap via onnoemlijk veel experts de geschriften van het Nieuwe Testament doorgespit, afgepeld, woord voor woor uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet, doorgelicht, gewogen, gelouterd, geplet en gecentrifugeerd, bespiegeld, bestraald en vierhonderdtwaalfmaal herkauwd, waarbij men tot de unanieme conclusie kwam: er is hier sprake van ULEE … Utter Lack of Eyewitness Evidence.
Dat de evangeliën anoniem zijn, en ze dus vanzelfsprekend geen ooggetuigeverslagen zijn, belet het een apologeet niet om ze uit te roepen tot ooggetuigen, en zelfs hun namen te noemen. De apologeet negeert eenvoudig dat die namen er in een latere eeuw boven zijn gezet.
Volgens de apologeet zijn ze betrouwbaar omdat ze nauwkeurig hun bronnen hebben onderzocht. Terwijl iedere lezer van het oudste evangelie (Marcus) kan concluderen dat Marcus op geen enkele manier laat zien iets op bronnen te baseren, laat staan daar onderzoek naar te doen. Hoe zou Matteüs, de eerste die schreef over de geboorte van Jezus en wat er gebeurde tijdens de zogenaamde verzoeking van Jezus door de Satan in de woestijn, getuige hebben kunnen zijn van deze details? Stond de ooggetuige die hij interviewde om informatie te verschaffen ooit als buurkind achter het raam van Maria’s slaapkamer te kijken om nu als negentigjarige te kunnen vertellen hoe ze bezoek kreeg van een engel? Werd Matteüs door een ster geleid naar het oosten om de drie wijzen terug te vinden die tachtig jaar daarvoor Jezus hadden opgezocht om hun verhaal te vertellen? Maakte hij een reis naar Egypte om een stokoude man tegen te komen die kon vertellen dat Jozef en Maria met een baby daar een tijdje hadden gewoond? Stond iemand in de woestijn achter een palmboom te luisteren naar wat de Satan tegen Jezus zei en wist Matteüs deze persoon zestig jaar later nog te vinden? Kwam de inmiddels zo’n 140 jaar oude Nicodemus de schrijver van het evangelie naar Johannes nog eens opzoeken om het verslag te vertellen van de nachtelijke conversatie die hij had gehad met Jezus? Kwam de inmiddels ook al zo oude Samaritaanse vrouw die een privégesprek had met Jezus ook even langs om Johannes te informeren? En wie was die opmerkelijk begaafde discipel van Jezus die terwijl hij ligt te slapen toen Jezus zich afzonderde om te bidden in de hof van Getsemané, toch exact registreerde wat Jezus zei? Zelfs slapend nog opmerkt dat er een engel uit de hemel komt om de Jezus in doodsnood bij te staan, maar bij dat alles geen reden ziet om zijn slaap te onderbreken?
Johannes had zijn informatie via een informant met een nog opmerkelijker gave. In het evangelie van Johannes houdt Jezus ellenlange preken. Toevallig interviewde Johannes een savant met een fotografisch geheugen die woordelijk deze preken kon navertellen, zelfs nog 80-100 jaar nadat ze werden uitgesproken! In het laatste hoofdstuk van het Johannesevangelie, een hoofdstuk dat later aan het oorspronkelijke Johannesevangelie is toegevoegd, wordt deze hele bijzondere persoon erbij gehaald, om het evangelie mee te besluiten en autoriteit te geven:
En Petrus [draaide zich om en keek naar de discipel die ooit naast Jezus aanlag] zei tot Jezus: ’Heer, maar wat zal er met deze gebeuren? Maar Jezus antwoordde: ’Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.’..Het is deze discipel die over dit alles getuigenis aflegt, en het ook heeft opgeschreven. Wij weten dat zijn getuigenis waar is.
De savant blijkt één van de twaalf discipelen van Jezus te zijn, één die het klaarspeelt op honderdjarige leeftijd nog zijn evangelie te schrijven en zijn feilloos geheugen ten toon te stellen!
Marcus had nog een verdraaid lastig probleem. Voor de lezers uiteraard, zelf merkte hij het niet op. Marcus wist precies wat ’de jongeman’ in het lege graf tegen Maria en de andere vrouwen zei, terwijl hij uitdrukkelijk erbij vermeldt dat de vrouwen het aan niemand vertelden.
Hoe zou de schrijver die men de naam Lucas heeft gegeven het nog even kunnen navragen bij Simeon en Hanna wat ze precies gezegd hadden? Ze waren toen Jezus na zijn geboorte werd toegewijd in de tempel al hoogbejaard. Lucas zegt zelfs uitdrukkelijk dat hij schrijft op grond van wat hij in bestaande bronnen vond en velen hem waren voorgegaan, dus dat hij heel laat schreef. Hoe kan de apologeet zo’n feit volledig omdraaien tot het tegendeel en er ooggetuigen bij verzinnen?
”De schrijvers noemen vaak namen van personages die in hun verhalen voorkomen. Ik ga er van uit dat dit doorgaans de bronnen waren waaraan ze de verhalen hebben ontleend of in ieder geval de bekende mensen bij wie de verhalen konden worden geverifieerd”, schrijft Strengholt.
Leuk als je eenvoudig daar vanuit kan gaan bij het schrijven van een boekje dat bedoeld is om anderen te overreden. Dat scheelt je een hoop denkwerk. Tsja, tenslotte ”weten wij” dat hun getuigenis waar is. Wanneer dat gezegd wordt zal het inderdaad allemaal wel waar zijn.
Strengholt maakt het nóg bonter. De apologeet huppelt nu naar het boek Handelingen. Op grond van wat er in dat boek, – dat door deze zelfde ’Lucas’ is geschreven – wordt gezegd neemt hij aan dat er tienduizenden joodse christenen rondliepen die al die verhalen konden verifiëren. Tienduizenden? Al die verhalen? Is het de apologeet nooit opgevallen dat het merendeel van de verhalen maar één of hooguit een handvol getuigen heeft? Lopen op water, de verheerlijking op een berg, het stillen van een storm, verschijningen na de dood, een gesprek met Nicodemus, met Pilatus, met de Satan, wat Herodes in zijn paleis zei.
Als je al die verhalen op een rijtje zet rijst bijna automatisch de gedachte dat het geen toeval is dat de evangeliën zo laat ontstaan, na de Joods/Romeinse oorlog, na de verwoesting van Jeruzalem, omdat er in die tijd nagenoeg geen enkele getuige van veertig jaar daarvoor meer rondliep om wat dan ook wat verteld wordt aan te klagen als incorrect. Men kan letterlijk ongestraft alles opschrijven wat men maar verzint. De evangeliën zijn geen verslagen van wat er ooit gebeurd is, maar de bewuste creatie van een nieuwe godsdienst, als gevolg van de ondergang van de oude joodse religie.
Ten hoogste had je nog kritiek van traditionele joden zoals de volgende:
-”Het was toch voorspeld dat Elia eerst zou moeten komen? Jullie messias is dus vals.”
-”O, maar die is ook gekomen, in de vorm van Johannes de Doper; het was symbolisch, niet letterlijk bedoeld”.
-”Nou, dat is maar een uitvlucht. Zo kan iedereen wel profetieën uit laten komen”…
-”Oh, er is inmiddels ook een uitvoeriger verslag dat je kunt lezen, een verbeterde versie van ons geloof! Met een verslag van de verheerlijking op de berg! Daarmee is het bewijs geleverd: Elia kwam ook heel letterlijk en het duurde maar vijf minuten! Jammergenoeg waren er maar drie getuigen van. Tsja, je moest uitverkoren zijn om het mee te maken.”
-”Maar waarom is dit mij nooit verteld?” ”Oh, Jezus verbood het zijn discipelen om erover te reppen.” (Mk. 9)
De wetenschappelijke studie van het boek Handelingen heeft uitgewezen dat het een laat boek is en weinig of niets te maken heeft met een ware geschiedenis van de kerk, maar een geïdealiseerd verhaal is om de Petrijnse en Paulinische facties in het christendom aan elkaar te lijmen. uiteraard negeert een apologeet ook hier de bijbelwetenschap volledig.
Dat de schrijver van Lucas/Handelingen zijn bronnen, – in tegenstelling tot wat hij zelf beweert -, helemaal niet nauwkeurig navolgt blijkt al uit het feit dat hij Jezus na zijn opstanding tegen zijn discipelen laat zeggen dat ze niet uit Jeruzalem weg mogen gaan totdat de Heilige Geest komt, terwijl in Marcus, die fungeerde als bron voor Lucas, de discipelen wordt opgedragen: ”Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd”. Men kan het ook opmaken uit het feit dat het verslag dat Paulus zelf geeft van wat hij na zijn bekering deed (Gal. 1 vanaf vers 15) volkomen verschilt van wat Handelingen 9: 20-26 beweert. Deze passages bewijzen dat Lucas zijn bronnen eigenhandig aanpaste.
Met zijn vingers in de oren gedrukt vervolgt de apologeet:
”Matteus en Johannes schreven als primaire ooggetuigen. Marcus schreef zijn verhalen waarschijnlijk voor een groot deel op uit de mond van de primaire ooggetuige Petrus en hij was waarschijnlijk ooggetuige van het laatste gedeelte van het leven van Jezus.”
Marcus rept echter met geen enkel woord over de beweringen die de apologeet hier maakt. De apologeet baseert zijn bewering op wat 300 jaar na Jezus werd neergepend door Eusebius, de eerste kerkhistoricus, de man die vooral bekend staat om zijn uitspraak dat ‘ficties’, ’onwaarheden’ (pseudos) een ”medicijn” kunnen zijn, dat ”gewettigd en passend” kan zijn om te gebruiken! Dat de woorden van Eusebius juist in dit geval met fictie in verband staan is op vele manieren duidelijk. Hij schrijft dat hij heeft horen zeggen dat Papias (overleden ca. 130) heeft horen zeggen dat Marcus fungeerde als vertaler voor Petrus en hij wat Jezus zei en deed nauwkeurig opschreef, niet in de juiste volgorde, omdat Petrus zijn anecdotes aanpaste aan de gelegenheid. Eusebius laat juist weten dat Marcus geen volger van Jezus was, maar van Petrus, dus zelfs Eusebius spreekt de claim van de apologeet tegen dat Marcus waarschijnlijk een ooggetuige was van het laatste gedeelte van het leven van Jezus.
Eusebius laat ook nog weten dat Matteus de uitspraken van de Heer in het Aramees opstelde, die iedereen zo goed al hij het kon vertaalde.
Wetenschappers hebben erop gewezen dat wat Papias gezegd zou hebben moeilijk kan slaan op wat wij kennen als het evangelie van Marcus en Matteüs. Matteüs is origineel in het Grieks geschreven, en kopieert Marcus praktisch in zijn geheel. Het evangelie kan ook niet gekenmerkt worden door de woorden ‘een verzameling uitspraken van Jezus’. En de opmerking dat er in Marcus geen juiste volgorde is kan niet op het evangelie dat men de naam Marcus gegeven heeft betrekking hebben. Het staat er namelijk allemaal juist keurig op een rijtje. Marcus is bovendien juist het evangelie dat ervoor bekend staat dat er praktisch helemaal geen ‘uitspraken van Jezus’ in staan.
Papias is overigens ook berucht vanwege dat hij de meest absurde zaken in alle serieusheid gelooft. De beroemdste idiotie is wat hij geloofde over Judas. Papias geloofde niet dat Judas was overleden toen hij zich ophing. Het touw brak, en hij liep nog lang op aarde rond als een afschrikwekkend voorbeeld van waar goddeloosheid toe leidt. Zijn lichaam was zo opgezwollen, dat waar een hooiwagen nog gemakkelijk door kon, hij zelfs zijn hoofd niet doorheen kon krijgen. Zijn oogleden zwollen zo op dat hij geen daglicht meer kon zien. Zelfs een dokter die er met instrumenten naar zocht, kon zijn ogen niet meer vinden, zo diep waren ze gezonken. Zijn geslachtsdelen waren misvormd, om kotsmisselijk van te worden en groot. Wanneer hij rondliep scheidde ontlasting en wormen van zijn gehele lichaam af, via zijn intieme delen, als gevolg van zijn schande. Na vreselijk lijden en vele straffen, stierf hij op zijn eigen land. En daarom is die plaats nu verlaten en onbewoond tot op de dag van vandaag. Niemand kan die plaats naderen zonder zijn neus dicht te stoppen. Zo’n zwaar oodeel werd over hem en zijn land geveld.
Overigens vinden we een slap aftreksel van dit mooie verhaal in Handelingen 1:18. Uit het feit dat Papias niets over Lucas wist te vertellen kunnen we wellicht opmaken dat hij nog niet met Lucas/Handelingen bekend was omdat ze nog niet geschreven waren.
En op dit soort getuigen moet de apologeet zich beroepen om zijn beweringen te kunnen onderbouwen! Uiteraard doet iedere zichzelf respecterende apologeet zoiets enkel wanneer het hem uitkomt. Welke apologeet zal het met Papias eens zijn wanneer hij de volgende vreemde leringen van Jezus onderwijst? ”Zoals de oudsten zeggen, zij die waardig bevonden worden een plaats in de hemel te krijgen, zullen daarheen gaan, anderen zullen de geneugten van het Paradijs ontvangen, en weer anderen zullen de pracht en praal van de stad bezitten; want overal zal de Heiland gezien worden door hen die waardig geacht worden. Maar dit onderscheid tussen het verblijf van hen die honderdvoudig, zestigvoudig en dertigvoudig vrucht opleveren zal er zijn. De eersten zullen naar de hemel gaan, de tweede klasse naar het Paradijs en de laatste klasse zal de stad bewonen.”( Zie http://www.newadvent.org/fathers/0125.htm )
Matteus een ooggetuige? Een ooggetuige die het hele boek van Marcus kopieert en misschien nog een andere bron Q mag met recht tot slaperigste en luiste ooggetuige aller tijden worden uitgeroepen.
Johannes een ooggetuige? Maar hij schrijft meerdere malen (9:22, 12:42, 16:2) dat joden die in Jezus geloofden tijdens zijn leven uit de synagogen werden geband. Dit is zo duidelijk een anachronisme dat het doorslaggevend bewijs voor het tegendeel is. Het feit alleen al dat de schrijver het steeds over ’de joden’ heeft als tegenstanders van Jezus laat zien hoe weinig hij heeft te maken met een ooggetuige en met de tijd waarover hij schrijft.
De apologeet heeft nog meer prachtige argumenten in zijn goocheldoos:
“Het zal je echt niet lukken om wonderverhalen over Jezus te vertellen, terwijl mensen die hem kenden je konden aantonen dat al die verhalen maar sprookjes waren. Je wordt weggehoond en maakt geen kans met je verhaaltjes.”
Zoals al opgemerkt stammen alle evangeliën uit de tijd dat er überhaupt geen ooggetuigen meer konden worden aangesproken vanwege de verwoesting van Jeruzalem. Alle evangelies werden buiten Palestina geschreven.
Misschien moet de apologeet nog maar eens overdenken hoe Paulus legio aanhangers kreeg terwijl die helemaal niet in staat waren om ook maar één van zijn sprookjes te verifiëren. Dwz. voor zover hij überhaupt ook maar iets over de sprookjes van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes vertelde. Er is meer voor te zeggen dat hij helemaal nooit gehoord heeft van die sprookjes.
Blijkbaar is de apologeet ook niet bekend met de sprookjes van Papias, want al gingen zijn absurditeiten zelfs voor Eusebius te ver, hij werd toch eerbiedigd als een kerkvader met autoriteit. De heilige Macarius heeft ooit nog eens een mummie opgewekt. Hij mag dan door vrijdenkers weggehoond worden, er zijn altijd nog brave gelovigen die hem heilig beschouwen en er zo van onder de indruk zijn dat hij nog steeds de Lamp van de Woestijn wordt genoemd.
De apologeet komt vervolgens aan met het argument dat de snelle groei van het christelijk geloof enkel uitgelegd kan worden als het op waarheid berust. Maar hoe legt hij dan de snelle groei van het moslimgeloof uit? En heeft hij geen weet van de rage rondom Apollonius, de wonderwerker? En van hoe 9 tot 13 jarigen overal in een mum van tijd een Justin Bieber kunnen aanbidden als een halfgod? De apologeet stelt dat het onwaarschijnlijk is dat mensen martelaar zouden willen worden ten behoeve van verhaaltjes, alsof ze semi-idioten waren. Heeft hij dan de laatste 15 jaar nooit een krant opgeslagen? Is de wereld niet als regel vol semi-idioten die zich graag voor hun verhaaltje willen opofferen waarvan ze kunnen weten dat die onzin zijn? Is de mens soms niet geschapen naar het evenbeeld van God, dwz. zo dom mogelijk?
En dan net voor we kunnen uitbarsten in oorverdovend applaus voor deze aflevering van farce majeur nog deze climax op het geheel:
“De verhalen van de wonderen van Jezus, uitmondend in zijn opstanding uit de dood, zijn wat mij betreft geloofwaardig. Wetenschap heeft daar moeite mee, maar ik laat mijn denken toch liever beïnvloeden door de feiten.”
Een gelovige die zich laat leiden door de feiten is even zeldzaam als een koe die kan vliegen.

