Zondag 11


De freethinker kat-en-christus

Zondag 11
De bijbel bevat tegenstrijdigheden en fouten

Hoe kunnen er in een boek dat beschouwd wordt als woord van God zoveel tegenstrijdigheden staan?

Strengholt volgt hier de bekende en volkomen platgetreden weg van christelijke apologeten. Wanneer iemand deze vraag voorlegt zal de christen meestal beginnen met de opmerking dat er verbazend weinig tegenstrijdigheden in staan, aangezien dit goed werkt als antwoord aan iemand die de bijbel niet erg goed kent, en al even goed met overtuiging gezegd kan worden door de doorsnee christen die nauwelijks ook de bijbel ooit in zijn geheel doorgeploegd heeft, laat staan een uitgebreide studie gemaakt heeft van de tegenstrijdigheden.


Vervolgens laat de christen dan weten dat de tegenstrijdigheden bovendien altijd details zijn, zaken die er niet toe doen. Een evangelie vermeldt dat er een jonge man in het lege graf van Jezus was, een ander maakt er uitdrukkelijk een engel van, weer een ander twee engelen om het nog wat indrukwekkender te maken. So what? Het is nog steeds een mooi verhaal en het graf is nog steeds zonder Jezus en met een beetje goede wil kun je geloven dat ze elkaar niet tegenspreken, maar aanvullen! Hij is in ieder geval dus duidelijk opgestaan. En dat Paulus helemaal niets wist van een graf kun je mooi weglaten!

De tegenstrijdigheden gaan nooit over cruciale zaken zoals of God de schepper was of niet. Dat er toevallig niemand bij was en wat daar dus over gezegd wordt per definite fantasie is schijnt voor de gelovige geen probleem te zijn. Dat men zich eenvoudig helemaal niets anders kon voorstellen en er daarom geen tegenstem over te horen is komt bij Strengholt ook niet op.

 
Strengholt noemt als cruciale zaak waar iedereen het over eens is ook dat Jezus de ’zoon van God’ was, maar negeert volkomen dat een term gebruiken in het geheel niet inhoudt dat men ook allemaal dezelfde inhoud eraan geeft.

De dood en opstanding is volgens hem ook klip en klaar. Wel, op het freethinkerforum ben ik al jaren in discussie met iemand die in tegenstelling tot de overgrote meerderheid van alle gelovigen van alle eeuwen bij hoog en laag volhoudt dat de NT-verhalen over ’opstanding uit de dood en de daaruit volgende verlossing’ nergens in het Nieuwe Testament letterlijk moeten worden opgevat. Indien het ’woord van God’ zelfs dát niet iedereen duidelijk kan maken blijkt het dus wel een veel diepgaander probleem te zijn dan Strengholt de lezer hier op de mouw wil spelden.


Uiteraard laat de christen in zijn betoog ook weg dat men van een hoop cruciale tegenstrijdigheden af kwam door een hoop christelijke geschriften eenvoudig niet tot de canon toe te laten, en versies die van de officiële afweken zoveel mogelijk met aanhanger en al uitroeide.

 
Vervolgens geven de christenapologeten altijd kritiek op mensen die denken dat inspiratie betekent dat de Heilige Geest het allemaal woord voor woord gedicteerd heeft, iets wat in de Islam geleerd wordt, maar nooit door de christelijke kerk is aangehangen, en dus van geen enkele toepassing is op het onderwerp, maar het altijd goed doet om de indruk te wekken dat ze ruimdenkend en redelijk zijn.

 
De christen komt als laatste argument vaak aan met het hippe argument dat de tegenstrijdigheden juist in het voordeel werken van het christelijk geloof: het toont aan dat er niet aan gesleuteld is om de zaken te harmoniseren!

 
In het kort, de christen probeert hier zo goed als het kan, de argeloze scepticus om de tuin te leiden en heeft het over koetjes en kalfjes die zelfs in de volgorde waarin ze worden geserveerd altijd dezelfde zijn.

Eigenlijk moet ik het nog beter formuleren, aangezien de doorsnee christen er echt geen idee van heeft dat men hier bewust om de tuin wordt geleid. De doorsnee christen komt namelijk nooit verder dan wat Strengholt hier aanvoert, en papagaait het ingestudeerde verhaaltje weer verder.

 
In de regel heeft een christen geen idee van de lengte, breedte en hoogte van de problemen waar men in de theologie tegenaanloopt. Ik zal wat voorbeelden voorbij laten gaan waarvan ik durf te wedden dat 99% van de christenen ze nooit onder ogen hebben gehad (omdat men die bijbelboeken nooit leest).

Haggaï (in het tweede jaar van Darius I, dwz. 520 jaar voor Christus):

Dit zegt Jahweh van de hemelse machten (=een Perzische mode uitdrukking van die tijd): ”Nog een korte tijd, een ogenblik slechts, en ik zal de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven. Alle volken breng ik in beroering, hun schatten zullen mij toevallen en mijn huis zal ik vullen met pracht en rijkdom – zegt Jahweh van de hemelse machten. Het zilver is voor mij en het goud is voor mij – spreekt Jahweh van de hemelse machten. De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen – zegt Jahweh van de hemelse machten, – en van hieruit zal ik jullie vrede en voorspoed geven – spreekt Jahweh van de hemelse machten.”

Haggaï 2:6-9

 

Wel, dit is eenvoudig nooit uitgekomen. Je kan volgens Deuteronomium 18 Haggaï dus maar beter wegscheuren uit de bijbel. Hij had het als profeet finaal bij het verkeerde eind.

 
Haggaï maakt het overigens nóg bonter. Hij heeft ook nog een profetie voor de gouverneur Zerubbabel, die in de Perzische provincie Jehud (Juda) op dat moment gouverneur is:

”Op de 24ste van de maand richtte Jahweh zich nogmaals tot Haggaï: ”Zeg dit aan Zerubbabel, de gouverneur van Juda: Ik zal hemel en aarde doen beven, ik zal alle koningstronen omverstoten en de macht van alle volken breken, ik zal de strijdwagens met hun berijders omverwerpen; de paarden zullen neerstorten en de ruiters zullen elkaar ombrengen. Op die dag – spreekt Jahweh van de hemelse machten – zal ik jou, Zerubbabel, zoon van Sealtiël en mijn dienaar, dragen als mijn zegelring, want jou heb ik uitverkozen – zo spreekt Jahweh van de hemelse machten.”

 
Niets van dit alles is uitgekomen. De machtige Perzische koning Darius wist al zijn tegenstanders te verslaan, het Perzische Rijk was stabiel en sterk. Juda was een totaal verarmde uithoek, zoiets als Albanië nu, van ’de uitverkorene’ Zerubbabel is nooit ook maar iets vernomen, de tempel werd pas veel later herbouwd, en vrede en voorspoed is er nooit voor het volk van ’Jahweh van de hemelse machten’ gekomen. Hoe kun je nog erger de fout in gaan dan als deze Haggaï die blijkbaar een klap met de hemelse molenwieken had gekregen en zijn god belust op een huis vol zilver en goud liet zijn?

Op naar het volgende voorbeeld. Welke christen heeft ooit over de volgende tegenstrijdigheid gehoord?


Zacharia (levend in dezelfde tijd als Haggaï) had ook een geweldige profetie over deze door Darius aangestelde satraap om een stukje halfwoestijn te besturen (de provincie Jehud was in die tijd nog kleiner dan het oorspronkelijke Juda):

 ”Laat van het goud en zilver een kroon maken en zet die op het hoofd van de hogepriester Jozua, de zoon van Josadak. Zeg tegen hem: Dit zegt Jahweh van de hemelse machten [ook Zacharia gebruikte deze populaire Perzische uitdrukking]: Let op, een man met de naam Telg [dwz. Zerubbabel], die aan de stam zal uitbotten, herbouwt de tempel van Jahweh…Hij is het die de koninklijke waardigheid zal dragen en zal heersen vanaf zijn troon. Er zal ook een priester zijn op een eigen troon, en samen zullen zij het land in goede vrede besturen.”

Zach. 6:11-13

 
Zacharia legt uit dat dit te maken heeft met goddelijk ingrijpen:

”Dit zegt Jahweh over Zerubbabel. Niet door eigen kracht of macht zal hij slagen – zegt Jahweh van de hemelse machten – maar met de hulp van mijn geest. Voor Zerubbabel verandert zelfs de hoogste berg in een vlakte.”

Zach. 4:6-7

 
Dus de gouverneur en de hogepriester zouden tot koning verheven worden! Niets van dit alles is uitgekomen. Zoals gezegd was Darius was altijd succesvol met het verslaan van al zijn vijanden en werd hij onbetwist koning over het gehele Perzische Rijk. Zijn rijk telde 20 provincies die allemaal belasting moesten betalen aan hem, en nooit kwam er ook maar een cent naar Jehud. De tempel werd niet door deze mensen herbouwd. Hun leven ging als een nachtkaars uit. Toen vijftig jaar later Nehemia naar de provincie Jehud ging was de stadsmuur nog steeds een letterlijke puinhoop, de gehele provincie was een woestenij en er woonde slechts een handjevol mensen. Er waren zelfs nauwelijks huizen (Neh. 2:13, 7:4).

 Zacharia kan dus volgens Deuteronomium 18 ook uit de bijbel worden weggescheurd.