Zondag 1


De freethinker kat-en-christus

Zondag 1

God is menselijke fantasie

Het grappigste van alles wat gelovigen geloofden was de vanzelfsprekendheid van hun God. Ze konden zich absoluut niet voorstellen dat er geen God was! Het kwam gewoon bij niemand op om zoiets zelfs maar voor één moment in het hoofd te halen. Iedereen die een brood bakte wist dat je een bakker nodig had om brood te maken. En wanneer je ergens een aarden kruik zag, dan concludeerde je dat er dus wel een pottenbakker moest zijn. Bijgevolg moest er ook een God bestaan die de aarde gemaakt had en nog wat blinkende speldeknopjes die hij ophing aan het firmament ter verlichting van de aarde. De christelijke God blonk alweer uit wat dat betreft: van hem werd gezegd dat hij zelfs de haren op het hoofd van ieder mens telde en iedere dag bepaalde welk musje er van het dak zou vallen; dat had nog nooit een andere God gepresteerd. Een hoop godsdiensten hadden het wel gepresteerd om de allermooiste vrouwen zonder tussenkomst van een man zwanger te maken. Dat, en een hoop andere zaken die het altijd goed doen, had het christelijke geloof slim afgekeken.

Waar komt God vandaan?

Wanneer moderne mensen met zulke simplistische redenaties geconfronteerd worden rijst natuurlijk meteen de eerste vraag aan dat christelijk geloof: als alles een handarbeider nodig heeft om te kunnen bestaan, waar komt jullie God dan vandaan? Hierop laat de christelijke apologeet Strengholt het grappige antwoord dat je altijd uit de mond van christenen zult horen voorbijgaan:

God komt nergens vandaan. Hij is er altijd al geweest.

Leuke vondst! Waterdichte redenering zou je zeggen, een argumentering die een 9-jarige van tegenwoordig zelfs voor bewijs kan houden! Even later maakt Strengholt een slippertje omdat hij God ook laat bestaan voordat hij zogenaamd de tijd maakte. Dat zoiets geen bestaan kan worden genoemd omdat bestaan nou eenmaal per definitie in de tijd plaatsvindt, ontgaat hem, maar waarschijnlijk ook de 9- tot 13-jarigen. Uiteraard zou het beneden de stand van een God zijn om aan de tijd gehoorzaam te moeten zijn. We kunnen nu al meteen verklappen dat de christelijke God dat dan ook nooit is. Hij kan zelfs een dag niet van duizend jaar onderscheiden. Voor mensen in de tijd van digitale horloges moeilijk te geloven dat een God nooit geleerd heeft om klok te kijken, maar dat konden de meesten in de ijzertijd ook niet.

Mensen die in die tijd een Griekse school hadden doorlopen en dus wat slimmer waren, werden door christenen altijd benaderd met een handige redenatie die wees op de onzin van andere religies, waar zulke mensen mee bekend waren. De God van de christenen verschilde hierin dat hij niet voor te stellen was! Ook dat was een geweldige vondst! Aan een God die niet voor te stellen is, kan tenslotte nooit een steekje los gevonden worden! De Griekse en Egyptische goden die tegenwoordig fraai genummerd in musea te bezichtigen zijn, waren zelfs voor een slimme ijzertijder al nep. Als je ervoor boog en je gebed deed verrekten ze geen spier, maar zetten ze enkel het versteend met hun koude ogen kijken voort. En hieven ze geheel tegen de verwachting in een hand op dan kon je er zeker van zijn dat er ergens een priester achter de schermen aan een touwtje trok. Het heilige boek van de christenen (wat men nu het Oude Testament noemt) was te dik en te zeldzaam om in zijn geheel in handen te krijgen, en met zijn wetsbepalingen en boze tirades van profeten zowiezo te saai om door te lezen voor de doorsnee Romein of Griek, zodat vrijwel nooit het weerwoord kwam dat die God uit het boek van de christenen al net zo kinderachtig was, op dat ene punt na natuurlijk, dat je er geen tekening of beeld van kon maken.


Dat de christenen logen wanneer ze zeiden dat God niet voor te stellen was, maar zij juist duizend-en-één voorstellingen ervan hadden, meer dan welke andere religie dan ook, en dat het juist hun grote passie was om er onophoudelijk over op los te fantaseren en anderen erover te vertellen (zoals dat het een ’hij’ was, en een herder, een vader, een boetseerder, op gezette tijden een oorlogsheld, en hij af en toe in een bepaalde gedaante op aarde kwam om een praatje met iemand te maken), ontging de argeloze vragensteller ook, aangezien die dingen, plus veel erger nog, allemaal pas in een volgend gesprek aan de orde kwamen, wanneer men deze eerste les allang weer vergeten was.

Het ging er in de eerste les altijd om duidelijk te maken dat de christenen de beste God hebben, een beetje zoals een vijfjarige over zijn vader kan opscheppen.

Kun je God beschrijven?

Eén van de meest verbazingwekkende aspecten aan het christelijk geloof is dat het altijd het tegenovergestelde is of doet van waar het in zegt te geloven. Om het christendom te begrijpen moet je dus de volgende vuistregel nummer 1 altijd in het hoofd houden:

Het christelijk geloof is altijd precies omgekeerd dan de christen het beweert te zijn.

Aangezien de christen dus beweert dat God niet voor te stellen is, kun je er op rekenen dat God door christenen juist zo precies mogelijk wordt beschreven. Lees bijvoorbeeld dit eens, iets waar geen Olympische god ooit aan kon tippen:

”God zelf komt van ver, in brandende toorn:

uit zijn neus stijgt dichte rook omhoog,

vervloeking ligt op zijn lippen,

zijn tong is als een verterend vuur,

zijn adem als een kokende watervloed die tot de hals reikt.

Hij komt de volken opschudden met een bedrieglijke wan,

de naties geeft hij een misleidend bit tussen de kaken.

Maar bij jullie zullen liederen klinken,

zoals in de nacht bij heiliging voor een feest.

Jullie zullen verheugd zijn.”

Uiteraard zijn die teksten verborgen in duistere boeken die men ’profetisch’ noemt en niemand behalve enkele theologen leest. Bovenstaande tekst was uit Jesaja 30. Wat bladeren in het Oude Testament levert op bijna elke bladzijde wel een beschrijving van God op. Er staat zelfs opgetekend wat God tot deze of gene uitverkoren mens zei! Echt waar, de letterlijke woorden van de God van het onmetelijke universum! Ga er even voor zitten, want hier dient men uiteraard niet lichtzinnig aan voorbij te gaan:

”Dit zegt God Jahweh: Neem op de eerste dag van de eerste maand een jonge stier zonder enig gebrek, en reinig daarmee het heiligdom van zonde. De priester moet wat bloed van het offerdier aan de deurpost van de tempel strijken, aan de vier hoeken van de grote omgang van het altaar en aan de deurpost van de poort naar de binnenhof. Doe hetzelfde op de zevende dag van de maand, voor wie onopzettelijk of uit onwetendheid zondigt, om verzoening te bewerken voor de tempel. Op de veertiende dag van de eerste maand moeten jullie Pesach vieren, het feest waarop er zeven dagen lang ongedesemd brood gegeten wordt. Op die dag moet de vorst een stier als reinigingsoffer brengen, voor zichzelf en voor de hele bevolking van het land. En op alle zeven dagen van het feest moet hij een brandoffer aan Jahweh brengen, elke dag zeven stieren en zeven rammen zonder enig gebrek, zeven dagen lang, en elke dag een bok als reinigingsoffer. Als graanoffer moet hij bij elke stier en bij elke ram een efa graan doen, en bij elke efa graan een hin olie.

Vanaf de vijftiende dag van de zevende maand, op het feest, moet hij hetzelfde doen: zeven dagen lang moet hij dezelfde reinigingsoffers, brandoffers, graanoffers en olieoffers brengen.

Nah, het is niet moeilijk om in te zien dat indien je in een moderne tijd leeft je beter niet de bijbel moet gaan lezen om een idee van God te krijgen.   

De apologeet geeft veel betere manieren aan om een goed idee te krijgen van God. Hij legt uit dat er wel drie wegen zijn waarlangs je kunt gaan. Allereerst kun je God leren kennen door naar de natuur te kijken. Niet naar lintwormen natuurlijk die in iemands buik kunnen zitten, ook niet naar kanker, ook niet naar muggen, en ook niet naar duizenden andere zaken die je niet leuk vindt, maar kijk naar de bloemen bijvoorbeeld. Die zijn mooi, en laten dus zien hoe mooi God wel niet moet zijn! Tegenwoordige goed geïnformeerde gelovigen weten dat de natuur al miljarden jaren oud is, en dat God pas zo’n kwartmiljoen jaar geleden op het idee kwam om iets wat op een mens lijkt te scheppen op een stofdeeltje dat aarde heet, en dat het pas zo’n 6000 jaar geleden lukte om een echt mens te maken. Hieruit kunnen we dus concluderen dat alles wat God de 4.5 miljard jaar daarvoor deed met de aarde om de mens draaide, hetgeen een zeer vertroostende gedachte is.

Vervolgens heeft God zich bekend gemaakt aan het onooglijke volkje Israel. Door de omgang van God met Israel leren christenen zijn rechtvaardigheid en liefde kennen, aldus Strengholt. Uiteraard moet je dan niet zo slim zijn om op te merken dat Gods liefde voor één volk eeuwenlang onverschilligheid, – dus liefdeloosheid – inhield ten opzichte van alle andere volken. Iemand die een vriend van geschiedenis is zal zich wellicht ook afvragen of de bijbelgelover wel de betekenis van rechtvaardigheid en liefde begrijpt. Wat is er tenslotte rechtvaardig aan vriendje worden met één man (Abraham) en de rest van de mensheid geen enkele aandacht schenken? De rechtvaardigheid van God komt vooral tot uiting in de manier waarop Hij met Egypte afrekent en wat later, wanneer hij de buik vol van zijn eigen volk heeft, zijn volk laat wegvoeren naar Assur en naar Babylon. Wat later in de geschiedenis laat hij de vroomsten van hen weer teruggaan naar hun land. Maar het duurt niet lang of ze worden alweer vervolgd door een Antiochus IV. We horen over wanhopige opstanden en gruwelijke martelingen onder Maccabeeën, vernietiging van het volk door de Romeinen, vervolging in alle eeuwen van rondzwerven in Europa en noord-Afrika. Af en toe mogen ze in een getto leven, een prachtige vondst van de christelijke Venetiërs die de joden ten bate van hun economie lieten leven, maar er ’s avonds geen last meer van wilden hebben. De rechtvaardigheid en liefde van God voor zijn volk bereikt een hoogtepunt in de holocaust en de hernieuwde oprichting van de staat Israel in de twintigste eeuw. Het nieuwe Israel heeft nu alweer zo’n 60 jaar de beste kanten van deze God laten zien.


Aangezien de uitzonderlijke liefde en rechtvaardigheid van God via bovenstaande voorbeelden enkel voor insiders te begrijpen is, wordt de argeloze voorbijganger die het geloof inmiddels met verschrikte ogen aankijkt door de gelovige meteen gerustgesteld, want er is gelukkig nóg één manier waarop God zich heeft bekendgemaakt, en dat is nu juist zijn bekendmaking par excellance. Hij is mens geworden en heeft op aarde als Jezus rondgelopen! Voor een christen is geloof in God dan ook geen zaak van moeilijke filosofische leringen, aldus de apologeet. Een kind kan wat dat betreft de religieuze was doen. Aangezien Jezus God is kun je gewoon lid worden van de fanclub van Jezus en voor de rest dat moeilijke gefilosofeer over die niet voor te stellen God vergeten. Waar je God nog wel voor nodig hebt is om hem te danken voor zijn betrokkenheid in alles wat je overkomt in het leven, denk aan die haren van je die allemaal geteld zijn. Hoewel een christen net zoveel lijdt als iedere niet-christen in het leven, net zoveel problemen heeft, en het heelal zich prachtig redt als een reuzen raderklok die aangetrokken is en het presteert uit zichzelf nog miljarden jaren verder te tikken, heeft de christen een talent deze gegevens eenvoudig te negeren en daarvoor in de plaats rond te lopen met een zalige glimlach op het gelaat die laat zien dat het leven hun niet de houding van dankbaarheid jegens deze uiterst liefdevolle God ontneemt.

 

Is God een man?

Tsja, moeilijke zaak. Ga er even goed voor zitten. Het wordt nu tijd om de lezer met vuistregel twee te confronteren.

Vuistregel 2:

Wanneer je in de bijbel iets leest wat je niet aanstaat of waar je moeite mee hebt, dan is wat je denkt dat het betekent nooit het geval, maar is de eigenlijke betekenis altijd iets anders, namelijk wat je wél aanstaat.

Dat is de mystiek van het boekgeloof, daarmee kun je tot in het oneindige in religieuze doolhoven voortsjokken!

 
Toen de eerste beginselen van het juiste godgeloof werden opgeschreven gebeurde dat in het Hebreeuws. Jammergenoeg was het Hebreeuws niet zo ontwikkeld als het Fins. In het Fins is hij en zij gewoon hetzelfde, en kun je tegen God dus zonder problemen ”hän” zeggen. Maar God houdt niet van koude klimaten. Hij had wat met de woestijn. In indo-europese en semitische talen heb je een woord voor ”hij” en een woord voor ”zij”. En alles wordt in die talen als mannelijk of vrouwelijk beschouwd. Bijzonder ongelooflijk en grappig voor Finnen, maar toch waar. Dus de zon en de maan, of een stoel en een wandeling, ’t is allemaal mannelijk of vrouwelijk. In de oudste tijden heeft de hij-god van Israel een echtgenote gehad. Volgens een potscherf die men ooit vond heette de hij-god van Israel Jahweh, en heette zijn vrouw Asjera. Latere religieuze leiders vonden dat helemaal niet leuk, omdat ze bemerkten dat de zij-god altijd populairder was, vanwege dat de aanbidding met seks gedaan kon worden. Ze sloegen dus al die asjera’s kapot en riepen uit dat er maar één God was en dat was de hij-god. Asjera had echter zulke mooie borsten dat zij in Griekenland nog heel wat langer vereerd werd (als Astarte). De Grieken hadden tenslotte meer verstand van mooie beelden maken. Apologeten laten deze smeuïger zaken meestal achterwege, daarvoor zou de doelgroep tenslotte tenminste 14 jaar en ouder moeten zijn.

 
De bijbelschrijver komt de lezer van onze tijd die met zo’n macho-god wat moeite heeft gelukkig in Genesis 1 al te hulp met de prachtige argumentatie dat God de mens schiep naar zijn beeld. Hoe weet die bijbelschrijver dat nou, zou je zeggen. Ja, dat is nu net een vraag die je niet mag stellen. Daarom heet het ook een geloof, silly you. Het staat in de bijbel, en dus is het waar. We gaan dus meteen verder: hieruit volgt dat dus zowel de vrouw als de man het beeld van God zijn, hoewel God natuurlijk niet in een beeld te vangen is, omdat God niet voor te stellen is. Maar ja, je moet toch wat. En wat zou je per slot van rekening hebben aan een God die niet als de mens is. Als een God geen mens was, maar van een mens zoveel zou verschillen als een mens van de mier bijvoorbeeld, dan zou het geen nut hebben in God te geloven, want dan zouden er weinig of geen overeenkomsten van relevantie zijn. En God een ”het” noemen is ook al niet leuk, want dan kun je er ook al niet gezellig meer tegen praten.
God is dus een hij, maar geen man. Hoewel hij wel Jezus is natuurlijk. En hij is toch ook een beetje een zij in de zin van dat hij mensen liefheeft en voor ze zorgt. Maar beslist geen homo. Maar dat is weer een ander verhaal. O ja, hij is ook een Vader die een Zoon heeft, maar het is toch één en dezelfde God. Maar nu wordt het voor 9-13-jarigen, en zelfs voor 99-jarigen te moeilijk, dus daarover later meer! (of niet).

De apologeet besluit zijn eerste hoofdstuk dat helderheid verschaft over God met wijze woorden. Een geweldige tip voor iedere jonge gelovige in de dop: wat betreft God is het het beste om het altijd te hebben over wat hij niet is. Mijd om te vertellen wat hij wel is. Zo kan je nooit betrapt worden op religieuze holklap, en kun je bovendien mooi tot in het oneindige blijven geloven in God!

De Drie-eenheid

Iemand die inmiddels besloten heeft dat Strengholts boekje niet diep genoeg gaat wordt meteen in het tweede hoofdstuk al verrast op het omgekeerde. Christenen zijn de enige mensen in de wereld die er niet aan twijfelen dat drie ook één kan zijn! Hoe dat precies zit legt Strengholt hier haarfijn uit: ”Kijk”, zegt hij gedecideerd, ”ik heb geen flauw idee van de onderdelen van de motor van mijn auto, daar hebben de experts namen voor bedacht”. Het is bijgevolg geen enkel probleem dat het woord drie-eenheid niet in de bijbel voorkomt! Aangezien er in de bijbel staat dat er maar één God is, en Tomas wanneer hij Jezus tegenkomt nadat hij al doodging van verbazing ”oh my God” zegt, en belooft dat hij van nu af meneer tegen hem zal zeggen, en de schrijver van de brief aan Titus (Strengholt noemt hem Paulus, om de doelgroep niet in verwarring te brengen, maar volwassenen weten dat het iemand honderd jaar later was die op naam van Paulus schreef) ”Onze God en Heiland” zegt als hij het over Jezus heeft, is het al meteen duidelijk dat Jezus God wel moet zijn en God Jezus, en twee dus duidelijk één God zijn. Dat Jezus wanneer hij tegen zijn vader bidt dus maar wat in zichzelf zit te praten vermeldt hij niet, maar maakt het wel begrijpelijker dat zijn vader altijd naar hem luistert.

 
Wanneer men opgeklommen is tot het niveau te begrijpen dat twee één kan zijn is het een peuleschil er nog één aan toe te voegen terwijl het toch één blijft: op het eind van het betoog laat Strengholt weten dat er ook nog een afzonderlijke persoon is die Geest heet en ook God is. Nu legt hij jammergenoeg niet uit hoe een vader en een zoon personen kunnen zijn zonder niet ook geest te zijn, want het is een mens tenminste nooit gelukt om geestig te zijn zonder dat er leven zit in het lichaam, maar voor een goddelijke vader & zoon is het een opmerkelijk staaltje van goddelijkheid zoiets wel te kunnen.


Nu zou je denken dat een moeder die aan nummer twee geboorte geeft er ook bij zou mogen horen, maar dan heb je het mis. Voor sommige christenen hoort ze er een beetje half bij, ze was zondenloos, ze zweefde net als Jezus ooit op dezelfde manier naar de hemel en je mag bijvoorbeeld tot haar bidden, maar andere christenen ageren tegen haar alsof ze asjera heet en willen niets van haar weten, behalve natuurlijk dat ze door allen wel geprezen wordt ooit verteld te hebben dat ze zwanger werd zonder dat er een man aan meehielp. Als ze dat niet gedaan had zou tenslotte niemand het ooit te weten zijn gekomen. Behalve misschien haar man Jozef dan als hij goed in rekenen was geweest en tezelfdertijd buitengewoon goedgelovig.


Strengholt vertelt dat het interessant is dat schrijvers van het nieuwe testament heel ongegeneerd de God van het oude testament met Jezus gelijkstelden. Hij zegt met opmerkelijk inzicht dat er maar twee alternatieven zijn: het was óf afschuwelijke heiligschennis, óf ze hadden gelijk. Aangezien twee duidelijk één kan zijn moet van het laatste ongetwijfeld sprake zijn. Dat ze eenvoudig kinderen van hun ijzertijd waren, en slachtoffers van een religieuze cultuur schijnt niet bij hem op te komen. Toch is het vreemd dat er een verhaal in de bijbel rondhangt waar een man op Jezus afkomt en hem begroet met ’Goede Meester’, waarna Jezus hem een reprimande geeft: ”Waarom noemt u mij goed? Alleen God is goed.” Blijkbaar had die man goed begrepen dat Jezus God was maar snapte Jezus het zelf niet zo. Veel gelovigen hebben met wiskunde moeite op school en van Jezus is niet eens bekend dat hij school liep. Jezus kende wel het oude testament op zijn duimpje. Hij liet bijbelgeleerden op zijn twaalfde al versteld staan van zijn kennis. Hij wist bijvoorbeeld dat zijn vader in de tempel woonde en hij daarom ook daar moest wezen. Hij was een fan van Jozua die de zon een keer deed stilstaan om de vijand grondig af te kunnen maken voor het donker werd. Jozua is de hebreeuwse benaming voor Jezus, vandaar. Waarom Jezus zo nodig in het Grieks aangesproken moest worden weet eigenlijk niemand. Misschien klonk het interessanter. Grieken waren knap in die tijd. Tegenwoordige gelovigen noemen hem soms Jehosjoea. Daarmee kun je zowel je vroomheid als je geleerdheid uitdrukken. Maar die gelovigen begrijpen dus helemaal niet dat het christendom weinig met het joodse geloof te maken heeft, maar een heidense (hellenistische) godsdienst is waar slechts een joodse saus overheen is gegooid. Want een jood zul je zelden zo gek zien worden dat hij een mens tot God gaat uitroepen.


Strengholt laat nu ook weten dat God eigenlijk JHWH heet. Het had natuurlijk ook PRTL kunnen zijn of ZLTF, want veel maakt het niet uit zolang het maar geen VPRO is. De naam is altijd zo heilig geweest dat niemand die durfde uitspreken. Strengholt heldert ook op wat voor mij altijd een groot raadsel is geweest. De beroemde profeet Joël heeft ooit gezegd dat het aanroepen van de naam JHWH tot redding leidt. En laten joden nou net nooit die naam aanroepen! Vandaar dat ze altijd pech hebben gehad. Christenen hebben daar dus geen last van omdat God inwisselbaar is met Jezus. En Jezus hoef je bovendien niet te schrijven als JZS. Je mag er in alle talen zelfs van maken wat je wil. Als iemand dus Jeesus schrijft is het dus geen dyslectie, noch heiligschennis, maar gewoon een Fin die ook wat over Jezus te zeggen heeft.



Is het christelijk geloof eigenlijk wel monotheïstisch?

Bovenstaande vraag is volgens de doorsnee apologeet in het vorige hoofdstuk al afdoende beantwoord, en steekt volgens hem dan ook enkel de kop op vanwege een koppigheid die je typisch bij meesmuilende freethinkers en aanverwante flierefluiters aantreft, mensen die geen oog hebben voor spirituele diepgang en gekenmerkt worden door oppervlakkigheid en hang naar vertier en spot. Jammergenoeg zijn er de gehele geschiedenis door mensen geweest die blijk hebben gegeven slachtoffer te zijn van dit simplisme en niet hebben kunnen vatten dat drie wezens, drie onderscheiden personen, alledrie met volledig goddelijke kenmerken, toch één wezen kunnen zijn. In de hele vierde eeuw had je vervelende arianen, voornamelijk in het oosten, waar de meeste Griekse scholen waren, die maar niet door hadden dat drie zeer goed één kan zijn wanneer je maar een eeuw of wat oefent op trinitarische formuleringen. Ostrogoten konden enkel in het Gotisch tellen en daar was 3 nooit 1. En een paar eeuwen later werd er een nieuwe godsdienst gesticht die jammergenoeg met grote felheid stelde dat er maar één God is, alsof het christelijk geloof dit niet al altijd beweerd had. Over enkele tientallen jaren schijnt die religie even groot te zijn als het christendom, zodat niemand bang hoeft te zijn dat deze spannende wedstrijden in de religieuze mathematica in de toekomst niet meer beoefend kunnen worden. Dat de gelovigen die in één God geloven gelijk hebben bewijzen ze elke dag via weer een spannende nieuwe bomaanslag ergens op de wereld.

 
Dat er bijna geen jood aan mee heeft willen doen naarmate de christelijke theologen er meer en meer van overtuigd raakten dat er sprake is van een drie-eenheid, is betreurenswaardig en te wijten aan kortzichtigheid. Strengholt stelt dat zij, net als de Ostrogoten, Vandalen en Arabieren, wellicht wat meer hadden moeten oefenen op de regels van het vermenigvuldigen. 1 x 1 x 1 = 1! In plaats daarvan bleven ze maar staren op het optellen, als leerlingen die maar niet van groep 5 naar groep 6 overgaan. Want wie heeft ooit beweerd dat het begrijpen van God een kwestie is van wiskundig optellen? Het is natuurlijk altijd mogelijk om te zeggen dat het driemaal vermenigvuldigen van één neerkomt op een driemaal naar hetzelfde kijken, terwijl er van optellen sprake is wanneer men iedere keer duidelijk praat over iets wat afzonderlijk is van de vorige, maar dan verliest men uit het oog dat God een complex wezen is. We weten toch al uit les 1 dat hij zo complex is dat hij niet voor te stellen is? Iemand die in drie-eenheid gelooft geeft dus juist als enige gestalte aan de correcte voorstelling!

 

Bij opgravingen in Israel blijkt JHWH soms gekoppeld te zijn aan een vrouwelijke metgezel. Waarom wordt dit niet serieus genomen en wordt alleen het monotheïsme van Israel benadrukt?

Deze vraag berust duidelijk op onbegrip, aldus Strengholt. Uiteraard wordt dit wel serieus genomen. Het oude testament staat bol van profeten die oproepen om korte metten te maken met deze vervelende metgezel. De opgravingen bevestigen dus de bijbel. Israel neigde naar afgoderij, het oude testament is hier juist heel eerlijk over. Strengholt legt niet uit wat afgoderij nu precies is, hij schrijft tenslotte voor 9-13-jarigen die nog niet zo’n interesse hebben in mooie borsten. Aanbidding van mooie borsten is uit den boze, laat staan geloven in een God die getrouwd is om aan een zoon te kunnen komen. Want dat zou betekenen dat God een penis zou hebben. Dat is duidelijk onderdeel van de onzin van grieks-romeinse goden, zoals onderstaande afbeelding van de nepgod Priapus die in Pompeii werd gevonden goed laat zien:

Men ziet het, met Asjera erbij zouden we in de godsdienst meteen op de slaapkamer van een tiener belanden die liever naar seksvideo’s kijkt dan zijn bijbel leest. Maar toch blijft het vervelend voor de apologeet dat Jahweh-El ooit getrouwd was met Asjera.

Bij kritiekgevers is het ook nooit goed. Wanneer één God bestaat uit drie goddelijke wezens wordt er gemopperd dat hij er niet goed genoeg uitziet als één God. Maar wanneer van twee goden één moet worden weggegooid om op één God te komen, nemen kritiekgevers opeens het standpunt in dat er liever twee hadden moeten zijn.

Maar wat als onze werkelijkheid uiteindelijk vierdimensionaal blijkt te zijn als ik zo vrij mag zijn er een speelse vraag aan toe te voegen? Ik hoop dat ze het me niet kwalijk zullen nemen om het antwoord dat toekomstige apologeten in hun arsenaal zullen opnemen nu al te verklappen: in dat geval zal God vierenig blijken te zijn, want hem kan onmogelijk een dimensie ontbreken, maar voor mensen zal hij toch altijd drie-enig blijven, aangezien een mens maar drie dimensies kan begrijpen en het christelijk geloof altijd gelijk moet hebben. Wat een enige God heeft het christendom toch!