Hoofdstuk 5
In dit hoofdstuk behandelt Paul het beroemde conflict tussen Galilei en de Katholieke Kerk. De lezer vraagt zich voortdurend af wat Pauls oogmerk is. Ik ervaar het hoofdstuk als een poging om te laten zien dat er geen wezenlijke problemen zijn tussen bijbelgeloof en wetenschap. Wanneer die zich voordeden waren ze het gevolg van misverstanden, secundaire bijkomstigheden. De aangevoerde argumenten zijn echter niet sterk en de conclusie laat me achter met een gevoel dat de theoloog zijn zaak geen dienst heeft bewezen.
Op de helft van het verhaal gekomen komt Paul aan met:
Paul schreef:
Lange tijd is de veroordeling van Galilei beschouwd als een voorbeeld van de strijd tussen geloof en wetenschap, en als een illustratie van de onjuiste houding van de theologen om zich te verzetten tegen nieuwe vondsten in de wetenschap. Vooral sinds de 19e eeuw wordt de gebeurtenis gebruikt als een voorbeeld voor de juistheid van het conflictmodel tussen geloof en wetenschap. Inmiddels is duidelijk dat hier de tegenstellingen te veel aangezet zijn. De voorstelling dat Galilei het slachtoffer werd van kerkelijk verzet tegen de wetenschap, klopt niet meer.
De verwijzing naar de 19e eeuw is een aanval op twee boeken, van Draper (History of the Conflict…) en van Andrew Dickson White (History of the Warfare…). Deze twee boeken aanklagen als zouden ze voornamelijk misleidende informatie geven is in christelijke kringen tegenwoordig een modeverschijnsel.
Het hoofdstuk lijkt vervolgens bladzijden lang op een verdediging van de Katholieke Kerk, iets wat irriteert wanneer je een lezer bent zoals ik die tijdens het lezen nog lange tijd bezig is opnieuw de schok te moeten verteren dat het überhaupt normaal was dat de kerk een wetenschapper huisarrest geeft of macht heeft iemand te verbieden zijn wetenschappelijke zienswijzen aangaande de natuur uit te dragen. Hieraan besteedt Paul geen enkele aandacht. In zijn argumentatie komt Paul met verscheidene interessante zaken die laten zien dat het conflict onnodig uitvergroot werd, en dat zowel Copernicus (een eeuw eerder) als Galilei erkenden dat ze geen sluitend natuurkundig bewijs hadden voor de juistheid van de heliocentrische hypothese. Voorts zet Paul het geocentrische wereldbeeld van de christelijke wereld geheel op conto van Aristoteles:
Paul schreef:
In de periode voorafgaand aan Galilei (zestiende eeuw) hingen de theologen een geocentrisch wereldbeeld aan, waarin de aarde het uitgangspunt vormt. Dit gebeurde vooral in navolging van Aristoteles (vierde eeuw v.Chr.)…De astronoom Ptolemeüs (tweede eeuw) bouwde voort op het werk van Aristoteles. Het idee van het geocentrische universum, met de aarde in het middelpunt, was een klassiek en niet een christelijk denkbeeld.
Afgezien van het storende ”met de aarde in het middelpunt” en ”waarin de aarde het uitgangspunt vormt” – alsof de betekenis van het woord ”geocentrisch” niet begrepen is, gaat Paul hier volledig voorbij aan het feit dat de bijbellezer bepaald niet Aristoteles of Ptolemeüs nodig heeft om op geocentristische veronderstellingen te komen. Geocentrisme was de algemeen gedeelde opvatting van alle antieke volken van vóór de jaartelling. De voorstellingen van de bijbel waar de zon wordt geboden om stil te staan, en de aarde omschreven wordt als zeer stevig gegrondvest op fundamenten (Ps. 93:1, 104:5), laten dit overduidelijk zien, en werden door alle theologen altijd beschouwd als bewijs. Begrijpelijk dat Paul dit weglaat, – aangezien hij de uitspraken als beeldspraak wil opvatten en het stilstaan van de zon graag wil opvatten als zou de bijbelschrijver eenvoudig de taal van het dagelijks leven gebruiken en de bijbel bijgevolg helemaal niets leert over geo- of heliocentrisme -, maar dan leest hij de bijbel op een moderne manier en doet hij geen recht aan het denkklimaat van de zestiende eeuw, waar het voor iedere bijbellezer duidelijk was dat de bijbel geocentrisme leert. Vreemd genoeg kan men dat toch wel ook letterlijk lezen in de tekst van Paul. Hij laat kardinaal Ballarminus (ooit ook docent kosmologie) zeggen: ”Maar om te beweren dat de zon echt vaststaat in het centrum van de hemelen en dat de aarde snel ronddraait om de zon, is een gevaarlijke zaak. Die bewering irriteert niet alleen de theologen en de filosofen, maar gaat ook in tegen het heilige geloof en maakt de heilige schriften vals.” De kardinaal heeft niets met Aristoteles, maar beroept zich enkel op het feit dat de opvatting indruist tegen wat de bijbel leert.
De oude Grieken en Tycho Brahe uit de renaissancetijd vulden dit geloof ook aan met redelijke argumenten. Deze rationele onderbouwing van geocentrisme wordt door Paul natuurlijk weer wel met beide handen aangenomen: zie je wel, het was vooral een wetenschappelijk probleem, geen religieus probleem.
https://rationalwiki.org/wiki/Geocentrism schreef:
De oude Grieken merkten op dat als de aarde rond de zon zou bewegen, het zou lijken alsof de sterren van het ene deel van het jaar naar het andere zouden verschuiven (parallax), een fenomeen dat ze niet waarnamen. Als alternatief zouden de sterren zo belachelijk ver weg moeten zijn dat de verschuiving in positie te klein was om met het blote oog te kunnen zien, wat zou zorgen voor een belachelijk grote lege ruimte tussen de meest verre bekende planeet, Saturnus, en de ”vaste sterren”. Metingen die afhankelijk waren van instrumenten die uitgingen van kijken met het blote oog konden een parallax van ongeveer één boogminuut detecteren, wat betekende dat de afstand tot de ”vaste sterren” minstens 700 keer groter moest zijn dan de afstand tot Saturnus als de aarde rond de zon zou bewegen. De oude Grieken verwierpen deze mogelijkheid als absurd, maar tegenwoordig weten we natuurlijk dat de sterren in feite nog veel verder verwijderd zijn dan dat. De vroegmoderne astronoom Tycho Brahe verwierp deze mogelijkheid ook en citeerde dat in een heliocentrisch systeem de schijfgroottes en helderheid van sterren (Procyon werd als een specifiek voorbeeld gebruikt) zou vereisen dat ze dichtbij genoeg zijn om parallax te meten (die nog steeds niet ontdekt was; Procyon heeft bijvoorbeeld een parallax van 0,286 boogseconden, of ongeveer 0,5% van de maximale parallax die de Grieken konden detecteren; een dergelijke nauwkeurigheid was zelfs groter dan Tycho, met zijn veel betere meetcapaciteit), of aanzienlijk groter dan de zon, waardoor de meeste of alle sterren enorm groter zijn dan de zon, wat hij als absurd afwees.
Aangezien er dus van tijd tot tijd speculatie over bleef, stond de katholieke kerk toe dat wiskundigen/astronomen mathematische rekenmodellen konden ontwikkelen op basis van een heliocentrisch stelsel, waarmee men de bewegingen van de kosmos nauwkeuriger kon berekenen, maar uit deze modellen mocht men geen conclusies trekken wat betreft de werkelijkheid:
Paul schreef:
Het is belangrijk op te merken dat de Rooms-Katholieke Kerk zich niet verzette tegen een presentatie van het heliocentrische wereldbeeld, mits die maar als hypothese gebracht werd.
Paul schreef:
Die modellen – waarin zelfs de aarde kon bewegen – zeiden echter niets over de werkelijkheid. De duiding van de werkelijkheid was de taak van de kerk, de hoeder van de waarheid.
Hiermee ondermijnt Paul toch danig zijn pogingen om de kerk vrij te pleiten van verzet tegen de wetenschap. Galilei werd gedwongen om zijn opvattingen te herroepen en werd verboden deze ideeën uit te dragen. Dit feit blijft staan, en een opmerking als “De kerk heeft nooit een officiële dogmatische uitspraak over de positie van de zon en aarde gedaan” heeft daarom net zo weinig betekenis als wanneer men opmerkt dat de DDR het woordje “democratie” zelfs in de landstitel hoog hield. Van hetzelfde laken en pak is dit argument:
Paul schreef:
De Inquisitie beschuldigde Galilei niet van een opvatting die tegen de bijbel inging, maar van ongehoorzaamheid aan een pauselijk besluit.
Het argument is vergezocht aangezien het pauselijk besluit stelde dat Galilei de theorie van Copernicus niet mocht aanhangen of verdedigen. En dat pauselijk besluit stoelde vanzelfsprekend op de zienswijze dat het heliocentrisme tegen de bijbel inging.
Ook heeft Paul behoefte aan het tegenspreken van een in de regel al op de middelbare school veel gehoorde opmerking:
Paul schreef:
Het is onjuist dat Copernicus de aarde onttroonde van zijn centrale positie in het heelal. Ook onttroonde Copernicus de mens niet. Geocentrisme is niet hetzelfde als antropocentrisme en een plaatsbepaling in het heelal niet hetzelfde als een waardeoordeel.
Alsof antropocentrisme en het centraal stellen van de aarde niet kenmerkend is voor het gelovige denken!
Al even dubieus is Pauls volgende redenering:
Paul schreef:
Galilei beschouwde zichzelf als een gelovige katholiek. De scheidslijn tussen voor- en tegenstanders van het heliocentrisme liep dwars door de geestelijkheid en dwars door de astronomische gemeenschap heen.
Alsof men ook op theologische gronden op heliocentrisme uitkwam!
En alsof in die tijd atheïsme een optie was.
Nog een volgend vergezocht argument:
Paul schreef:
Tussen 1650 en 1750 zijn vier katholieke kerkgebouwen mede ingericht als observatoria voor de sterrenwereld. De bedoeling hiervan was om een nauwkeurige paasdatum vast te stellen. Deze openheid tegenover astronomische waarnemingen pleit tegen de opvatting dat de kerkelijke autoriteiten slechts hun eigen traditionele opvattingen wilden handhaven.
De opmerking over paasdatum laat zien dat deze bezigheid niets te maken had met het navorsen van hoe de werkelijkheid via het volgen van empirisch onderzoek in elkaar zat.
Deze redeneringen, net als de andere conclusies waar Paul mee komt, klinken alsof de gelovigen altijd zonder vooroordeel open hebben gestaan voor welk wetenschappelijk nieuwtje dan ook, nieuwe natuurkundige feiten zonder meer onder ogen zijn gezien, en men bijbelinterpretatie zonder moeite heeft aangepast via te stellen dat de moderne lezing altijd de juiste betekenis van de bijbeltekst is geweest.
Dit beeld is eenvoudig te mooi om waar te zijn.
Paul schreef:
Voor de bijbelwetenschappen is de les uit de geschiedenis dat het riskant is wetenschappelijke opvattingen, zoals het aristotelische wereldbeeld, over te nemen. Steeds weer is de vraag of verzet tegen nieuwe opvattingen gebeurt op grond van wat de bijbel zelf zegt, of op basis van een gebruikelijke interpretatie. Dat geldt uiteraard ook voor stellige uitspraken van hedendaagse geestelijke leiders op het terrein van geloof en wetenschap. De genoemde tegenstellingen hebben in ieder geval wel bijgedragen tot een zorgvuldiger afweging welke uitspraken in de bijbel als beeldspraak of taal van de waarneming opgevat moeten worden. Dat is de winst van het conflict rond Galilei. Het blijft van belang om de uitleg van de bijbel en de wetenschappelijke standpunten op een goede manier op elkaar af te stemmen.
De argumentatie van Paul is enkel te volgen wanneer men als axioma ervan uitgaat dat bijbel en wetenschap onmogelijk met elkaar in strijd kunnen zijn, een positie die enkel kan worden ingenomen door iemand die reddeloos verloren is voor objectieve beschouwing. Het ‘afstemmen’ van bijbel en wetenschap op elkaar ‘op een goede manier’ is eenvoudig een onmogelijke zaak. Moet de gelovige buigen voor wetenschappelijk aangetoonde zaken en op grond daarvan zijn bijbel aanpassen (“De aarde staat niet op pijlers dus moet in de bijbel sprake zijn van beeldspraak”) dan klinkt deze bijbelinterpretatie ons vals in de oren. Spreekt de gelovige wetenschappelijke beweringen tegen of houdt hij ze op grote afstand, indien ze de status van hypothesen of zelfs wetenschappelijke theorieën zijn en voor zijn smaak met zijn bijbelinterpretatie in strijd zijn, dan zet men zichzelf in de wetenschappelijke gemeenschap buitenspel, omdat men daar enkel de wetenschappelijke methode volgt en op basis daarvan concludeert. Religieus vooroordeel bij wetenschapsbeoordeling centraal stellen houdt automatisch in dat men niet meedoet aan objectieve wetenschapsbeoefening.
Op het internet is een artikel te belezen uit het blad van de Jehovagetuigen, de Watchtower van april 2005, genaamd Science and Religion—The Birth of a Conflict met een vervolg, Science and the Bible—Do They Really Contradict Each Other?, dat leest alsof Pauls hoofdstuk overeenkomstig dit artikel geschreven is. Typisch voor de Watchtower wordt de schrijver ervan niet bij name genoemd.
Beter dan Paul het doet is het korte artikel van David Sessions, How ‘Cosmos’ Bungles the History of Religion and Science waar kritiek op simplistische uitleg van de geschiedenis voorbijkomt en de complexiteit van de ontwikkeling in het denken benadrukt wordt, echter zonder dat het mijn stekels doet opzetten.

