Oorspronkelijk of de traditie navolgend? 6


Hoofdstuk 6


Inleiding

Paul bespreekt nu de eerste drie hoofdstukken van Genesis. De lezer wordt getracteerd op extreme positiebepalingen. Natuurlijk beschouwt een conservatieve christen de oerverhalen in Genesis als historische verslagen. Dat is te verwachten, en ik ben het met Paul eens dat de teksten oorspronkelijk zo bedoeld waren. Zo werden ze tot aan de moderne tijd ook opgevat. Maar de moderne tijd heeft de inhoud van die teksten op goede gronden tot mythisch bestempeld. Paul negeert niet enkel wat de wetenschap hierover heeft uitgesproken, hij doet bovendien op een extreme manier zijn best om de geloofwaardigheid van de aangeboden informatie te verhogen. Voor Jezus was het nog genoeg om zich te beroepen op Mozes voor het auteurschap van Genesis 1, maar Paul gaat een flinke stap verder:

Paul schreef:

Hoe kwam de auteur of samensteller van Genesis aan de informatie uit Genesis 1, vooral over de gebeurtenissen die voorafgingen aan de schepping van de mens? Er zijn in hoofdzaak twee mogelijkheden: de mens heeft die boodschap zelf vormgegeven of hij heeft die van God ontvangen. Vanuit Genesis zelf, waarin herhaaldelijk Gods communicatie met de mens genoemd wordt (1:28; 2:16, 3:19; 4:6-15; 6:13 enz.), ligt het voor de hand aan te nemen dat Hij Zelf de vroegste gebeurtenissen geopenbaard heeft.

Op dit punt gekomen mag men concluderen dat uitgeverij De Baniers Labarum Academic niet is wat het zegt te zijn:

Labarum website”Labarum Academic is een wetenschappelijke imprint van Uitgeverij De Banier. Onder dit label verschijnen dissertaties, monografieën en congresbundels op het gebied van theologie, geschiedenis en maatschappijwetenschappen.”

De reden waarom Paul hier tot het uiterste gaat is hierin gelegen, dat de inspiratie van de bijbel voor de doorsnee moderne gelovige enorm omlaag gehaald is in vergelijking tot vroegere eeuwen. Vanwege dat het zo overduidelijk is dat de bijbel vol staat met tijdsgebonden zaken en uitspraken en zienswijzen, hebben gelovigen steeds meer de menselijkheid van de bijbel beklemtoond, via welke men dan onderscheid kan maken tussen inhoud die ook voor de moderne mens nog relevantie heeft en ”de verpakking” die men dan zonder problemen naast zich neer kan leggen.

Men kan zich echter afvragen of Paul hier zelfs vanuit een bijbels perspectief nog grond heeft om op te staan. Immers, indien de schrijver van Genesis 1 zijn woorden als een openbaring van God had gekregen, maar dit niet vermeldt, creëert hij voor de lezer bewust de indruk dat hij het wil laten doorgaan voor eigen wijsheid, oftewel dan begaat deze schrijver een enorme zonde. Indien in Genesis uitdrukkelijk wordt vermeld wanneer God aan het woord is, dan mag de gelovige er toch absoluut zeker van zijn dat Hij niet aan het woord is wanneer dat helemaal niet vermeld wordt.

Voor mij is de opstelling van Paul schokkend. Hier grenst fundamentalisme aan oplichting: exact het tegendeel beweren van wat men redelijkerwijs uit de teksten kan concluderen.

Voor de geïnteresseerde lezer: dit voorbeeld van doorgeslagen fundamentalisme wordt enkel geëvenaard in fundamentalistisch commentaar op het einde van Marcus (voor een voorbeeld, zie: N.T. Wright). Het is een feit dat de oudste manuscripten van het evangelie van Marcus eindigen op het punt 16:8. De vervelende implicatie ervan voor de gelovigen is dat het oudste evangelie dus geen melding maakt van verschijningen van de opgestane Jezus. De meest natuurlijke implicatie hiervan is namelijk dat zulke verhalen oorspronkelijk eenvoudig niet bestonden, want zo ze er wel waren kan de schrijver van het evangelie onmogelijk gedacht hebben dat ze de moeite van het vermelden niet waard waren. Fundamentalisten komen in de regel daarom aan met een verzonnen scenario dat het einde van de oorspronkelijke boekrol om de een of andere reden beschadigd en verloren raakte voordat er kopieën van gemaakt waren. Een wanhoopsoplossing waar geloof dus niet afhangt van wat in de bijbel staat, maar voor de verandering eens op wat pertinent niet in de bijbel staat! Op dit punt kan men meten of iemand zijn ziel verkocht heeft aan een ideologie en zijn intellectuele eerlijkheid reddeloos verloren heeft.

Genesis 1 uitleggen alsof het voor de hand ligt dat de gegeven informatie van godswege, dus als godsopenbaring, werd ingegeven, terwijl daar in de tekst niet de minste aanleiding voor is, is een hoogleraar onwaardig. Hiermee komt aan het licht dat Paul een propagandist voor een ideologie is, hetgeen alles kleurt wat hij in het vervolg zegt over Genesis: wanneer men zich zo opvallend schuldig maakt aan het verzinnen van argumenten om de eigen ideologie hoog te houden, kan een lezer niets van wat hij in het vervolg zegt nog echt serieus nemen. Het wordt een opeenstapeling van religieuze propaganda.

Deze indruk wordt ten overvloede versterkt wanneer Paul het auteurschap en de datering van het gehele boek behandelt. In de bijbelwetenschap is lang en breed definitief aangetoond dat de Pentateuch uit diverse bronnen uit verschillende tijden bestaat, later door een redacteur bijeenverzameld en tot één gesmeed. Bij dat onderzoek heeft men tientallen zaken op een zo verbluffende rij weten te zetten dat deze bronnentheorie kan gelden als één van de indrukwekkendste voorbeelden van de kracht van wetenschappelijke tekstkritiek. Voor wie een overzicht van dit speurwerk wil krijgen en de resultaten ervan wil aanschouwen zijn de volgende boeken aan te bevelen:

• R.E. FRIEDMAN, Who Wrote the Bible? (San Francisco 1987).
• R.E. FRIEDMAN, The Bible with Sources Revealed (San Francisco 2003)

Zie hier voor een beknopt overzicht. En zie hier om een illustratie te zien, hoe bijvoorbeeld het zondvloedverhaal als samenstelling van twee afzonderlijke vertellingen uiteengerafeld kan worden en zodoende vreemde contradicties een verklaring krijgen.
Wat betreft de dateringen van deze verschillende bronnen die aangetroffen worden kan men verscheidene scenario’s opbouwen en dus van mening verschillen, maar afgezien daarvan is er wat betreft de documentaire hypothese in de wetenschappelijke gemeenschap al anderhalve eeuw lang een consensus.
Maar dit alles negeert Paul. Wat betreft het auteurschap van Genesis pint hij zich enkel vast op de frase die vanaf 2:4 elf maal voorkomt in Genesis: ”Dit is de afkomst van” :

Paul schreef:

Het resultaat van het elfvoudige gebruik van deze formule betekent dat het boek Genesis uit twaalf gedeelten bestaat. Het is goed mogelijk dat dit aantal bewust gekozen is, in overeenstemming met de twaalf stammen van Israël. In ieder geval is het begrip toledoot [verwekkingen] een structurerend element, om het boek als eenheid te lezen.
Wie uitgaat van de getoonde opbouw van het boek Genesis, kan moeilijk meer de nadruk leggen op afzonderlijke gedeelten (zoals in de bronnentheorie gebeurd is).

Interessant is hier te zien hoe gewiekst Paul hier schrijft: hij spreekt de bronnentheorie niet tegen, maar doet alsof die volledig irrelevant is. De bronnentheorie wordt door Paul enkel tussen haakjes vermeld, maar dat is nog niet alles: er staat nog een voetnoot achter:

Paul schreef:

De Bronnentheorie maakte onderscheid tussen de geschriften van de Elohist, Jahwist, Deuteronomist en de Priestercode.

Alsof deze zaak ooit in het verleden is geopperd, maar zo achterhaald dat het tegenwoordig geen enkel commentaar of behandeling meer verlangt, en het enkel nog een ludieke voetnoot in de geschiedenis van de wetenschap is!
En alsof deze indeling in twaalf, die Paul nota bene zelf al als kunstmatige redactie bestempelt en dus door een eindredacteur is aangebracht, niet heel gemakkelijk ondergebracht kan worden in de bronnentheorie. De bronnentheorie verklaart zelfs waar de redactor de frase vandaan haalde:

Friedman in Sources Revealed schreef:

Gen. 2:4a is het eerste van tien maal gebruik maken van de uitdrukking ”dit zijn de verslagen van …”. Ze introduceren zowel verhalen als geslachtsregisters; en ze introduceren teksten die uit verschillende bronnen komen. Ze zijn het werk van de redacteur als een manier om de bronteksten van Genesis te bewerken tot een doorlopend verhaal. De redacteur ontleende de formule aan een tekst die oorspronkelijk een onafhankelijk werk was, The Book of records (toledoot), die begint bij Gen. 5:1.

Het spreekt vanzelf dat Paul ook achterwege laat dat de wetenschap het bestaan van Mozes en überhaupt de geschiedenis van de exodus in twijfel heeft gesteld. Hij stelt zich tevreden met de opmerking dat het mogelijk is dat Genesis in de tijd van Mozes (wiens leven hij dateert van 1526 tot 1406) is samengesteld, met daarbij de kanttekening dat de gedeelten die van vóór Mozes vertellen ouder kunnen zijn.

De hoogleraar in de theologie Paul, die het gesprek met de tekstkritische wetenschap dus op geen enkele manier wenst aan te gaan, gaat echter wel op basis van zijn gevonden formule in gesprek met de evolutionistische theïsten:

Paul schreef:

Het boek Genesis presenteert één geschiedenis van de schepping tot het ontstaan van Israël. Het geslacht van Abram is verweven met de gebeurtenissen in de eeuwen daarvoor. Op basis van de eenheid van het boek Genesis is het onwaarschijnlijk dat de vroegste geschiedenis anders (bijvoorbeeld als ”mythe”) opgevat moet worden dan de latere.

Grappig is dat hoezeer Paul wetenschappelijke benadering ook genegeerd heeft, hij op dit punt met een conclusie aankomt die daarmee overeenstemt. Zoals Wellhausen, de vader van de bronnentheorie, en von Rad ooit al heel duidelijk aangaven, en ik Gijsbert van den Brink in een commentaar op zijn boek ter overdenking heb meegegeven:

Albert Vollbehr schreef:

In werkelijkheid staan de scheppingsverhalen onder de beroemdste oudtestamentici er zó voor, iets wat Van den Brink volkomen negeert:)

-Although von Rad excluded Genesis 1:1-2:4a from this analysis, he judged concerning the rest of Genesis 1-11 that with the Jahwist it would be misdirected theological rigorism not to recognize that what he planned was, as far as might be with the means and possibilities of his time, a real and complete primeval history of mankind. No doubt, he presented this span of history from the point of view of the relationship of man to God; but in the endeavor he also unquestionably wanted to give his contemporaries concrete knowledge of the earliest development of man’s civilization, and so this aspect too of J’s primeval history has to be taken in earnest. (Old Testament Theology, vol. 1)

Wellhausen aangaande Genesis 1-11 schreef:
-Yet for all this the aim of the narrator is not mainly a religious one. Had he only meant to say that God made the world out of nothing, and made it good, he could have said so in simpler words, and at the same time more distinctly. There is no doubt that he means to describe the actual course of the genesis of the world, and to be true to nature in doing so; he means to give a cosmogonic theory. Whoever denies this confounds two different things—the value of history for us, and the aim of the writer. While our religious views are or seem to be in conformity with his, we have other ideas about the beginning of the world, because we have other ideas about the world itself, and see in the heavens no vault, in the stars no lamps, nor in the earth the foundation of the universe. But this must not prevent us from recognizing what the theoretical aim of the writer of Gen. 1 really was. He seeks to deduce things as they are from each other: he asks how they are likely to have issued at first from the primal matter, and the world he has before his eyes in doing this in not a mythical world but the present and ordinary one.
(Prologomena to the History of Ancient Israel p. 298)

Uitleg van Genesis 1-3

Aangezien het voorafgaande me confronteerde met een enorme teleurstelling, heeft het mij voor langere tijd de lust ontnomen om dit commentaar te vervolgen. De uitleg van Genesis 1-3 die volgt heeft, zoals nu te verwachten is, weinig of niets te maken met wat de wetenschap van de afgelopen tweehonderd jaar zoal naar boven heeft weten te halen, maar is een voorspraak voor conservatieve christelijke opvattingen.
Dit wordt al meteen duidelijk bij de eerste opmerking waarmee we geconfronteerd worden, waar Paul het Hebreeuwse woord voor God uitlegt:

Paul schreef:

Het Hebreeuwse woord voor God is een meervoudsvorm die bedoeld is om Gods verhevenheid en macht uit te drukken.

Waar heeft een bijbelschrijver ooit uitgelegd om welke reden het woord voor God meervoud is? Een retorische vraag: men moet begrijpen dat Pauls opmerking de manier is waarop een conservatief theoloog een vervelend feit wegwerkt, namelijk dat polytheïsme aan het monotheïsme voorafging, en daar duidelijke sporen van laat zien.

De vermelding dat God het licht van de duisternis scheidt wordt door Paul uitgelegd als een scheiding in de tijd, dwz. het scheppen van dag en nacht. Uiteraard laat Paul weg dat men zich in antieke tijden scheiding van licht en duisternis veel concreter kon voorstellen. Licht en duisternis werden gezien als stoffelijke zaken die letterlijk van elkaar gescheiden konden worden. Dat men dacht dat de duisternis een bepaalde materie was kan men nog heel concreet in de bijbel aantreffen. In het exodusverhaal wordt verteld dat er een duisternis viel op Egypte zo dicht dat men die betasten kon (Ex. 10:21). Ingersoll (in Some Mistakes of Moses, 1879) laat weten dat men lang geleden in Rome nog een fles had waar een restje dat van die duisternis van Egypte nog over was gebleven ten toon gesteld werd.

Hoe licht kan bestaan onafhankelijk van vurige hemellichamen is voor Paul geen probleem aangezien een God met een beetje goddelijkheid hiertoe gemakkelijk in staat is. Paul legt niet uit of het ook een koud kunstje voor God is om de afwisseling van dag en nacht in te voeren zonder dat de zon bestaat, maar met een tikkeltje goedgelovigheid zal ook dat niet te moeilijk zijn om te geloven.

Een korte opsomming van Pauls interpretatie:
-Genesis 1 is geen poëzie, maar wel een literair verheven tekst dat zowel historische informatie bevat als ook een theologisch getuigenis is, terwijl al deze drie zaken elkaar niet in de weg zitten. Om het meer autoriteit te geven wil Paul Genesis 1 bovendien nog zien als een tekst die door God geopenbaard is.
-De dagen in Genesis 1 zijn dagen van 24 uur, hetgeen, laat Paul weten, de standaard opvatting van zowel joden als christenen is geweest tot aan de achttiende eeuw.
-De dood behoort niet tot de originele schepping, maar is een gevolg van de zondeval.

Wat betreft de goedheid van de schepping vervalt Paul in warhoofdig gebeuzel:

Paul schreef:

Er wordt niet gezegd dat de schepping volmaakt is. Maar wel dat zij goed is en ook gereed voor bewoning. Het kwaad kan slechts van buiten komen door de listen van de satan.

Het schijnt niet bij de professor op te komen dat er geen “van buiten” bestaat in een schepping die alles omvat behalve God zelf.

Wat betreft alle andere interpretaties van Genesis beschikt professor Paul over opmerkelijk kritisch vermogen om ze als ondeugdelijk te kenschetsen. Terecht laat Paul weten dat alle alternatieve visies niet op basis van de tekst ontstaan zijn, maar als reakties op wat de wetenschap aan informatie betreffende de natuur heeft opgeleverd. Zo heeft de wetenschap dat het heelal miljarden jaren oud is geresulteerd in visies als zou vers 1 miljarden jaren geleden hebben plaatsgevonden, terwijl de rest van het scheppingsgebeuren recentelijk zou zijn geschied. De tekst zelf sugggereert dit geenszins. Evenmin suggereert de tekst dat de dagen in Genesis 1 opgevat zouden moeten worden als tijdperken. De bijbeltekst die zegt dat één dag als duizend jaar is voor God is ten eerste geen oplossing voor processen die miljarden jaren omvatten, maar ten tweede spreekt de Genesistekst uitdrukkelijk over morgens en avonden die verstrijken, en ten derde wordt in de teksten Ex. 20:11 en Ex. 31:12-17 de scheppingsweek als onderbouwing gegeven voor het onderhouden van de wekelijkse sabbat. Ten vierde corresponderen de scheppingsgebeurtenissen niet met wetenschappelijke modellen van de ontwikkeling van de natuur.

Wat het tweede scheppingsverhaal betreft ontkent Paul wat al eeuwenlang in de bijbelwetenschap vaststaat, dat het om een andere schrijver uit een andere tijd met deels andere opvattingen zou gaan.
De naïveté van Paul wekt af en toe een glimlach van de lezer op. Zo weidt hij uit over de beroemde uitspraak die Adam doet nadat hij met een vrouw geconfronteerd wordt:

”Deze is eindelijk been van mijn beenderen,
en vlees van mijn vlees.
Deze zal mannin genoemd worden,
want uit de man is deze genomen.”

waarna de professor deze kostelijke uitspraak doet:

Paul schreef:

Dit is een bijzondere uitroep met poëtische kenmerken als parallellisme, assonantie, woordspeling, en chiasme. Dat Adam vanaf het begin van zijn bestaan zulke taalkundige capaciteiten heeft, spreekt tegen de presentatie van hem als een primitief wezen, voorwetenschappelijk en onwetend. Zijn bijzondere vermogens had hij ook al getoond in het geven van namen aan de dieren.

We mogen hieruit concluderen dat Paul ook denkt dat deze grondlegger van de dichtkunst het bijbelse Hebreeuws sprak. 😯


De behandeling van Genesis 2 sluit Paul af met de opmerking:

Paul schreef:

De schepping van de mens uit de aarde en van Eva uit Adam vormen de duidelijkste inconsistentie tussen de bijbel en de opvatting dat de mens uit een dier is geëvolueerd.

Op hoofdstuk 3 aangekomen laat Paul weten dat het kwaad er opeens is:

Paul schreef:

In de eerste zin van hoofdstuk 3 wordt de slang als eerste woord genoemd. Hij is er ineens: de oorsprong van het kwaad komt hier niet aan de orde, het kwaad is er en dringt Gods goede schepping binnen. We lezen hier niets over de schepping van de engelen en over de opstand van de satan en zijn engelen, maar deze zijn verondersteld. Zie 2 Petr. 2:4 en Jud. :6

Opnieuw worden we geconfronteerd met onhelder denken. Ten eerste is het volslagen onzin om te stellen dat de schrijver van Genesis 3 een opstand van engelen en een satan veronderstelt, aangezien satan in de Pentateuch eenvoudig nog niet bestaat. Die is in een veel latere tijdsperiode in de bijbelgodsdienst ingeslopen; een stukje syncretisme, overgenomen vanuit een andere religieuze cultuur. De schrijver van de tweede brief van Petrus en van Judas beroepen zich wat de val van engelen betreft in hun uitspraken bovendien op het boek van Henoch, een laat geschreven geschrift dat nooit erkend is als geïnspireerd maar als een verzameling fabels kan worden gekenschetst.
Ten tweede laat de professor opnieuw weten dat engelen tot Gods schepping behoren, terwijl hij ze tegelijkertijd als van buiten tot Gods goede schepping laat binnendringen. De redenaties kloppen eenvoudig niet.

De professor laat vervolgens weten dat het hele gebeuren van de zondeval letterlijk opgevat moet worden. Een sprekende slang is weliswaar ongewoon, maar niet zo ongewoon dat het nooit voorkomt. Ten slotte sprak de ezel van Bileam ook (Num. 22:28).
Wat Gods verbod betreft om niet van een bepaalde boom te eten krijgen we weer een moeilijk te verteren redenatie te horen:

Paul schreef:

Het verbod roept de mens op te gehoorzamen, ook al kent hij de achterliggende gedachten niet. God voegt een dreiging toe: wanneer de mens daarvan eet, zal hij sterven. De schepper maakt van de mens geen marionet of robot; tot de schepping naar Gods beeld behoort ook het dragen van verantwoordelijkheid en de mogelijkheid keuzes te maken. De mens moet min of meer begrepen hebben wat de bedreiging ‘sterven’ inhield, waarschijnlijk door nadere toelichting.

Wat de laatste opmerking betreft moet Paul nu iets opperen wat in het geheel niet door de tekst wordt gesuggereert. In een wereld waar geen dood bestaat is het onmogelijk om de bedreiging te begrijpen. En indien de mens geen weet had van de achterliggende gedachte waarom een verbod goed was om te onderhouden, kan er geen sprake zijn van verantwoorde keuzes te maken. De slang laat juist overduidelijk zien dat God wél een marionette of robot op het oog heeft: de mens wordt bevolen gehoorzaam te zijn aan iets waar de mens geen flauw idee van kan hebben. Enkel de slang reikt argumenten aan op basis waarvan iets wel of niet gedaan zou moeten worden.

Het vervolg van het Genesisverhaal is al even absurd als het voorgaande: vanwege deze daad verandert de gehele schepping voorgoed. Een stukje onbegrijpelijke magie waar Paul geen moeite voor doet om er enige redelijkheid aan te geven.
Paul weet uiteraard nog veel meer absurditeiten te vermelden, zoals dat vanwege deze daad Eva met pijn zal baren en ondergeschikt aan de man zal zijn, God dieren slacht om de mens te kleden en cherubs vanaf nu met zigzaggend zwaard de toegang tot de tuin versperren.

Christenen zitten in een onmogelijk benarde positie. Terecht schrijft Paul dat de eerste drie hoofdstukken van Genesis fundamenteel zijn voor het bijbels geloof. Maar wil je recht doen aan dit begin van de bijbel dan moet je het ontstaan van de aarde en van de mensheid begrijpen op de manier van de professor, die voortdurend laat weten zich enkel aan te sluiten bij het klassieke scheppingsgeloof. Maar deze gang van zaken is voor een modern mens zo absurd geworden dat zelfs het overgrote deel van religieuze mensen deze verhalen eenvoudig geheel aan de kant heeft gezet en er enkel één zinnetje voor in de plaats heeft gezet: “Genesis 1-3 vertelt ons slechts dat God schiep en dat de zonde zijn intrede deed in de wereld.” Maar een serieuze gelover kan zich onmogelijk met dit jantje-van-leiden er van afmaken. Dan doet men eenvoudig de ogen dicht voor de absurditeit die van elke zin in het verhaal afdruipt. En op grond waarvan zou men geloof moeten schenken aan dat ene zinnetje dat men wil belijden?

Paul sluit af met het christelijke refrein van alle eeuwen:

“Straks wordt afgerekend met de satan, ‘de oude slang’ (Openb. 12:9, 20:2,10) …gelovigen ontvangen het eeuwige leven…in het nieuwe Jeruzalem zullen ooit paradijselijke omstandigheden heersen.”


Wanneer het bijbelse begin onmogelijk gebeurd kan zijn is het even onmogelijk om zo’n toekomst serieus te nemen. Als men daar nog niet helemaal van overtuigd is moet men zich bedenken dat het boek Openbaring aan deze beloften ook toevoegt dat het spoedig gebeuren zal, hetgeen een leugen is gebleken. Indien het voor God mogelijk was de mens een bestendig paradijselijk bestaan te schenken dan had hij het de eerste keer gedaan. Aangezien hem dat toen niet lukte – desondanks dat alles goed was wat hij schiep – is er geen reden te denken dat het hem een volgende keer wel zal lukken. Slechts iemand die in een fantasiewereld leeft en niet om waarheid geeft kan hier gehoor aan geven en er hardnekkig in blijven geloven. Het is geen wonder dat de christenen in de VS vielen voor de oplichter en aartsleugenaar Trump. Voor opgelicht te willen worden moet men beschikken over een bepaalde dispositie.