Oorspronkelijk of de traditie navolgend? 13


Hoofdstuk 13 – Christelijke theologen in het evolutiedebat sinds Darwin

In dit hoofdstuk is de kloof tussen wat Paul beoogt en wat hij ten tonele voert gigantisch. De reden voor het hoofdstuk maakt hij duidelijk via een citaat van de 19e eeuwse theoloog Robert Dabney dat als motto boven het hoofdstuk staat:

Dabney schreef:

Heel wat moderne geologen nemen de theologen hun kritische opmerkingen kwalijk, als waren zij een onbekwame, onbeschaamde en onwetende groep. (…) Maar logica is logica; en als deskundigen in een speciale wetenschap hun vooronderstellingen uitgelegd hebben op hun zelfgekozen wijze, is het eenvoudig absurd een andere groep opgeleide mensen te verbieden hun conclusies te begrijpen en te beoordelen. Wat anders was het doel van hun publicaties? Of bedoelen zij dat eenvoudige dogmatisme te praktiseren dat zij in ons, godsdienstdocenten, zo afwijzen?

In principe heeft Dabney hier gelijk, te meer wanneer men zich bedenkt dat deze uitspraak in de zeventiger jaren van de 19e eeuw werd gedaan, toen wetenschappelijke bevindingen nog veel minder ingewikkeld waren dan ze soms nu zijn voor iemand met een weliswaar hoge maar geheel andersoortige opeiding. Maar de door Dabney genoemde geologen beschuldigen de theologen van onbekwaamheid, onbeschaamdheid en onwetendheid. En dat is nu exact wat Paul in dit hoofdstuk via uiteenzetting van wat diverse theologen uitspreken illustreert. Hij voert een cavalcade ten tonele, waar de lezer voornamelijk getracteerd wordt op een uitputtend arsenaal aan aangevoerde drogredenen, onwetendheid, valse karakterisering van de evolutietheorie en volslagen irrelevante kritiek van theologen die zich tegen de evolutietheorie verzetten. Het hoofdstuk is des te rampzaliger vanwege dat hij vermeldt dat er vanaf het begin ook een grote mate van aanvaarding was van de evolutietheorie en dat veel theologen bereid waren om de uitleg van Genesis te combineren met de nieuwe wetenschap, en dat er veel publikaties zijn verschenen over die integratiepogingen. Dit laat zien hoe buitengewoon zwak en willekeurig de basis is waar de theologen zelf op staan: men kan blijkbaar alle kanten op met hun religieus geloof op basis van geloof in diezelfde bijbel.
De moderne lezer die Pauls boek leest om zijn eigen standpunt ten aanzien van bijbelgeloof en evolutieleer te bepalen wordt met het hoofdstuk ook geen dienst bewezen. Wat is de relevantie van talloze opmerkingen die honderd jaar of langer geleden werden gemaakt voor het debat van vandaag? Men kan ze achteraf ontmaskeren als incorrect of voortkomend uit onbekwaamheid. Het is hooguit interessant voor theologen om een opsomming van de standpunten van diverse kopstukken te hebben.
Wanneer tenslotte het overzicht onze eigen tijd nadert, ziet men het christelijke bastion in een diep moeras wegzinken, waaruit het zich onmogelijk meer kan omhoog hijsen, maar onherroepelijk op weg is naar de volledige irrelevantie. Het beeld van de tegenwoordige tijd is een religieuze kakofonie, maar bovenal troosteloos. Wat iemand uit deze tijd het meest opvalt is dat er onder christenen geen enkele eenstemmigheid meer is. Zelfs de twee Nederlandse dagbladen die men nog met recht christelijk kan noemen voeren een volledig tegengesteld beleid. René Fransen (ook op het freethinkerforum bekend), wetenschapsredacteur bij het ND, bepleit het theïstisch evolutionisme, en Bart van den Dikkenberg, wetenschapsredacteur bij het RD, richt zich op publicaties die de evolutieleer afwijzen en het klassieke scheppingsgeloof aanhangen. ”Daarmee is het ook erg moeilijk om andersdenkenden te overtuigen”, laat Paul horen. De waaier van christelijke houdingen varieert van anti-darwinisme tot christelijk darwinisme, waartussen ook nog halfbakken aanvaarding van de evolutieleer (evolutie vond plaats maar niet zonder op bepaalde tijden ingrijpen van God) en ”veel christenen die geen afgeronde mening hebben en het aan anderen overlaten zich met dit onderwerp bezig te houden”. Ik denk zelf dat deze laatstgenoemde groep de grootste is. Ook denk ik dat indien ze zich er in zouden verdiepen ze hun geloof zouden verliezen. Wellicht weet men dat zelf ook wel en is dat de reden om het onderwerp maar zoveel mogelijk op de zolderkamer te laten liggen. Paul laat Gijsbert van den Brink de laatste woorden van het hoofdstuk uitspreken, waarmee men het gemakkelijk eens kan zijn:

Gijsbert van den Brink schreef:

Een atheïstische of agnostische levensbeschouwing volgt niet logisch dwingend uit het (neo-)darwinisme (…), maar deze wordt er naar het mij voorkomt wel in hoge mate door gesuggereerd.

Maar laat ik nu de grabbelton aan theologische drogredenen voorbij doen gaan. Ik laat ze enkel de revue passeren en laat de ontmaskering van de redeneringen als drogredenen over aan de lezer zelf.

Paul begint zijn overzicht met ”de relatief onbekend gebleven” Robert Dabney, die in de zestiger en zeventiger jaren van de 19e eeuw voordrachten hield die later gebundeld zijn tot een boek Systematic Theology.
-Hij laat weten dat natuurlijke selectie een intelligente keuze van iemand veronderstelt. Aangezien de natuur van de evolutionisten blind en toevallig handelt kan ’natuurlijke selectie’ slechts een metafoor zijn.
-Waar variaties in soorten gevonden worden, is de algemene tendens een degradatie.
-Een van de grote fouten van de evolutietheorie is de veronderstelling dat de metafysica ongegrond is; een opvatting die uit het positivisme voortkomt. Het is echter onjuist om het geloof buiten beschouwing te laten.
-Een geoloog mag zich niet losmaken van de bijbel voordat hij bewezen heeft dat zijn hypothese de enige ware is. Heeft de wetenschap dat ooit gedaan?
-De schepper heeft zijn getuigenis gegeven over het bovennatuurlijke ontstaan van alle zaken die waargenomen worden. Dat getuigenis overstijgt alle argumenten waarmee achteraf vanuit natuurlijke analogieën conclusies worden geformuleerd omtrent een natuurlijke oorsprong.
-De inductieve methode (conclusies trekken uit waarnemingen) is van toepassing op onze tijd, maar niet van toepassing op de onbekende situatie in het verleden.
De ludiekste drogreden die ik bij deze vrome man vind is de volgende:
-Zelfs als de evolutiehypothese in wetenschappelijk opzicht waarschijnlijk zou zijn, in het licht van alle bekende en fysieke feiten en wetten, is het aan de Almachtige om de herkomst van de mens te beoordelen. En Zijn oordeel staat in de Bijbel en die geeft een andere herkomst aan.

Benjamin Warfield komt op mij over als een persoon die men beter maar kan overslaan dan zijn tijd aan verspillen. Zijn positie kwam er op neer dat indien de evolutieleer waar blijkt te zijn geen nood, want de evolutieleer kan goed geïntegreerd worden in het christelijk geloof (hoewel hij nooit moeite deed om Genesis 1-3 uit te leggen en hij ook opmerkte dat de schepping van Eva niet in overeenstemming gebracht kan worden met de evolutieleer). Maar aangezien men geen definitieve uitspraak over de geldigheid van de evolutieleer kan doen behoeft men nu geen wijzigingen aan te brengen in de christelijke theologie. Deze positie die kool en geit spaart is de reden waarom christenen er nu over kibbelen of hij nu wel of niet evolutionistisch theïst genoemd kan worden.

De volgende prediker die even voorbij komt is de beroemde, bombastische Engelse demagoog Charles Spurgeon, waarvan we enkel te horen krijgen dat hij in 1861 een lezing gaf met een opgezette gorilla naast hem op het podium. Dit clowneske optreden was blijkbaar bedoeld als reden waarom de evolutieleer afgewezen kon worden. Voorts laat Spurgeon nog weten:

Charles Spurgeon schreef:

Er is geen haar van waarheid op deze hond vanaf zijn kop tot zijn staart, maar het splijt en verscheurt de eenvoudigen.

Blijkbaar was Spurgeon zelf eenvoudig genoeg om zich niet bezig te houden met onderbouwing van wat hij uitsprak. Uiteraard blonk hij zoals alle fundamentalisten wel uit in helderheid wat betreft inzicht in wat op het spel stond:

Spurgeon schreef:

Als Gods woord waar is, is evolutie een leugen. Ik neem geen blad voor de mond. Dit is niet het moment voor zachte woorden.

De rest van het hoofdstuk besteedt Paul aan Nederlandse theologen. De eerste die besproken wordt is Abraham Kuyper. Met de omschrijving ”de voorman van de Doleantie” slaan waarschijnlijk al zijn jongere lezers de uitvoerige uiteenzetting van Kuypers gedachten betreffende de evolutieleer over. Wat opvalt is hoezeer Kuyper het centrale mechanisme van evolutie en talloze andere zaken volledig misverstaat:
-De evolutieleer zet door haar struggle for life tot machtsusurpatie aan. In de onderlinge strijd moet het sterke over het zwakkere triomferen.
-Is de evolutieleer waar dan moet het meest volstrekte nihilisme op de dusver gangbare levens- en wereldbeschouwing worden toegepast.
-Als de evolutieleer de overwinning behaalt, dan is het gedaan met de verdraagzaamheid en staat vervolging van alles wat christelijk heet voor de deur.
-Ethiek is volgens darwinisten ontstaan uit het materiële. Van zonde of schuld is geen sprake. Ook van een ziel kan geen sprake zijn. Maar hoe zit het dan met plicht? Want plichtsbesef komt altijd voort uit een hogere norm die buiten de mens ligt.
-De handboeken waarin de evolutieleer geslopen is moeten terzijde gelegd worden en we mogen onze kinderen aan geen enkele onderwijzer die de evolutieleer aanhangt, toevertrouwen.

Ik hoor van Paul ook dat de dwaze opvatting (waar ik eerder kritiek op gaf) dat Genesis 1 een regelrecht door God aan Adam en Eva geopenbaarde tekst is die daarna mondeling werd overgeleverd totdat Mozes het op schrift stelde, van Abraham Kuyper afkomstig is, of al bij hem gevonden wordt! We krijgen ook te horen hoe sommige latere christenen van Kuyper, net als van Warfield, toch een halve theïstische evolutionist hebben geprobeerd te maken. Hoe onmogelijk zoiets is kan men bijvoorbeeld hieruit opmaken:

Abraham Kuyper schreef:

Een mens dient voorts te geloven dat God alzo feitelijk in het Paradijs sprak [en dat] in deze eerste hoofdstukken een verhaal voor ons ligt van gebeurtenissen, die zich alzo werkelijk hebben toegedragen, en waarin metterdaad diezelfde woorden gesproken zijn, die ons als gesproken worden bericht.

We zijn inmiddels gekomen aan het begin van de 20ste eeuw, en horen vervolgens wat Herman Bavinck, hoogleraar dogmatiek aan de VU en in Nederland nog steeds vereerd met scholen die zijn naam dragen, ervan dacht. Hij komt met deze kritiek op de evolutieleer:
-De zwakkere exemplaren en soorten sterven niet naar de eis van natuurlijke selectie uit, maar blijven tot de huidige dag naast de sterken voortbestaan.

De periode tot voor de tweede wereldoorlog wordt afgesloten met ”de kwestie Geelkerken” die in 1926 eindigde met een gereformeerd synodebesluit dat iedere andere dan de letterlijke opvatting van het paradijsverhaal in strijd was met de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Na die wereldoorlog, in de vijftiger jaren komt N.H Ridderbos (niet te verwarren met zijn één jaar oudere broer H.N. Ridderbos) die ”voor een niet-letterlijke interpretatie van de scheppingsdagen” pleit, en de wetenschappelijke ouderdom van de aarde en de organische natuur van miljoenen jaren aanvaardt, en ook de bezwaren tegen de bronnenhypothese laat vallen. Grappig is dat deze geleerde man die vakkundig bezig was met de uitvoering van euthanasie op het christelijk geloof, toch dapper bleef volhouden dat de exegese weliswaar moet luisteren naar wat de natuur- en geschiedwetenschap te melden heeft, maar uiteindelijk de kennis die de exegese uit de Schrift afleidt moet prevaleren!

In 1967 wordt het eerdere besluit van de gereformeerde synode herroepen.

De hervormde Hendrikus Berkhof (1973) gaat uit van het evolutieproces en verpakt het religieuze in zeer hoogdravende taal:
-Zonde is niet een val vanuit een hogere werkelijkheid, maar de weigering om te stijgen naar de hogere werkelijkheid van liefdesgemeenschap met God.
Als interessante en verrassende zijdelingse opmerking, die ik zal proberen te onthouden, laat Berkhof ook weten dat de scheppingsleer in de eerste plaats niet is gereduceerd door de natuurwetenschap, maar door de moderne bijbelwetenschap. Het scheppingsbericht kon niet van Mozes afkomstig zijn. Alle scheppingsconcepties werden vanaf dat inzicht primair gezien als menselijke geloofsgetuigenissen.

Wanneer Paul aankomt op theologen die nog steeds leven blijkt dat de christelijke boodschap gekrompen is tot de piep van een muis. Anderhalve bladzijde wollige tekst over wat ene Jacob Klapwijk (geb. 1933) van mening is kan worden samengevat in: volledige acceptatie van evolutie, met lardering, stiekeme toevoeging, van een vleugje God en religieus geloof:
-Toeval kan dienstbaar zijn aan een doel en inspelen op planmatigheid. Op de lange termijn blijkt de evolutie niet een warrig, maar gestructureerd veranderingsproces.
-De evolutieleer kan geen verklaring geven voor deze doelgerichtheid. Daarom is geloof nodig voor aspecten als troost en uitzicht.

Het dieptepunt komt bij de bespreking van Abraham van de Beek (geb. 1946). Deze hoogleraar troost zich met de gedachte dat de evolutieleer ook wel weer een keer ter ziele kan gaan, aangezien er altijd haken en ogen aan gezeten hebben en er af en toe een barst in komt en aanpassingen gedaan moeten worden. Dat wil echter niet zeggen dat de creationisten dan alsnog gelijk krijgen. Er komt dan gewoon een andere seculiere theorie voor in de plaats. Dit betekent echter weer niet dat van de Beek de evolutieleer afwijst. Integendeel, hij verdedigt in een publikatie de afstamming van de mens ’van de apen’, en heeft deze ludieke uitspraak:

van de Beek schreef:

De christologie van Chalcedon is niet eerder serieus genomen, dan wanneer we niet alleen zeggen dat Jezus Christus God uit God en Licht uit licht is, maar ook dat Hij ”van de apen afstamt”.

”Aap uit aap” was consequenter geweest. 😎

Van de Beek wijst de door en door christelijke driedeling ”goede schepping, gevallen schepping en verheerlijkte schepping” af als onzin. Er is slechts sprake van één enkele realiteit, die van dood en lijden, waarin Adam niet anders kon dan zondigen, en waarin het goed was dat de slang in de tuin was, want die was er met het oog op Christus.
Paul besluit zijn bespreking van Van de Beek fijntjes af met de woorden:

Paul schreef:

Andere auteurs oordelen dat een dergelijke gedachtengang (al wordt die nog zo Christocentrisch gepresenteerd) moeilijk te verenigen is met de wijze waarop de bijbel spreekt over de gebeurtenissen in de eerste hoofdstukken van Genesis.

De opvattingen van Gijsbert van den Brink worden vervolgens door Paul uiteengezet. Wat hier het meest opvalt is dat hij hierop geen enkel commentaar geeft.

De Christelijk Gereformeerde Kerken en Vrijgemaakte Kerken (let op het meervoud! Een leek zal daar nooit uit wijs worden) zijn inmiddels ook niet meer wat het geweest is. Paul laat de Apeldoornse hoogleraar Oosterhoff voorbij gaan die heel slim, maar voor heldere denkers het onbestaanbare gelooft, namelijk dat Genesis 2 en 3 zowel feiten weergeven als symbolische taal is. Deze hoogleraar is wel zo helder dat hij kan uitspreken dat er voor een veronderstelling van een mondelinge overlevering van Adam tot Mozes niet de minste grond is. Aangezien deze opvatting voor Paul van levensbelang is verwijt hij Oosterhoff dat hij hiervoor geen argumenten aandraagt, en vergeet hij dat men juist argumenten moet aandragen indien men het tegenovergestelde wil beweren.

De reaktie van de Rooms-Katholieke Kerk komt ook voorbij in de bespreking van Paul. Hier valt op dat die kerk tot op zeer recente tijd opvallend stil geweest is over de evolutieleer, iets wat men wijt aan de jammerlijke voorgeschiedenis van de veroordeling van Galilei. Grappig dat de katholieken daar zo over denken, terwijl de gereformeerde Paul in onderhavig boek uitvoerig heeft betoogt dat daartoe geen reden is! Maar in 1996 verklaart dan eindelijk een paus (Johannes Paulus II) dat de evolutietheorie ”meer dan een hypothese” is. Knap werk, want dat is inderdaad wat men in de wetenschap met een theorie bedoelt te zeggen.
De katholiek van vandaag hoeft niet meer per se te geloven dat God door de tuin liep. De ontwikkeling van de soorten is in principe ook mogelijk, zo lang de doelgerichtheid van het proces maar niet ontkend wordt. Men mag ook geloven in de overgang van aap tot mens, indien men maar blijft vasthouden aan het geloof dat dit een gevolg was van rechtstreeks ingrijpen van God, omdat materie geen immateriële ziel kan voortbrengen. Ook moet men oppassen niet mee te gaan met polygenisme, de opvatting dat het menselijke geslacht op meerdere plaatsen onafhankelijk van elkaar ontstaan is, aangezien de christelijke leer aangaande de zondeval dan in de knoop komt.
In de Nederlandse editie van de Katechismus voor de Rooms-Katholieken, uitgegeven in 1997, is men wel zo modern om catechismus met een k te schrijven, maar wordt het onderwerp ’evolutie’ niet aangeroerd. Inmiddels heeft in een nieuwe druk de k plaats moeten maken voor de mode van het hernieuwde conservatisme dat de c in ere herstelt, maar de evolutie blijft nog steeds afwezig.

Paul laat vervolgens nog wat geschiedenis de revue passeren die mij persoonlijk bekend is. Koos van Delden presenteerde in 1977 via de EO het televisieprogramma Adam of aap. Heel leuk om via het internet nog eens te bekijken: https://vimeo.com/search?q=adam+of+aap . Het werd uitgezonden in het laatste jaar dat ik in Nederland woonde! We krijgen te horen over de Evangelische Hogeschool, de naam Willem Ouweneel komt voorbij, Amerikaanse creationisten Rehwinkel en Morris worden vertaald, het tijdschrift Bijbel & Wetenschap verschijnt. Wat is er in die tijd een hoop aan de smalle weg tot christelijk behoud getimmerd! Geweldig wat een noeste arbeid!”
…Maar krijgen tot slot te lezen:

Paul schreef:

De laatste jaren heeft de EH echter afstand genomen van het creationisme. In het basisjaar worden nu verschillende benaderingen van het onderwerp schepping en evolutie met de studenten besproken.

Toen ik nostalgisch op het internet zat te zoeken naar ”Adam of aap” kwam ik ook een minder fraai tafereel tegen, iets waar ik totaal niet van op de hoogte was aangezien ik sinds 1978 niet meer in Nederland woon: Beschadigd, maar toch gelukkig.

Cees Dekker nam in 2008 afstand van het Intelligent Design creationisme, en de EO is ook niet meer wat het geweest is. Andries Knevel nam in 2009 als directeur van de EO afscheid van het creationisme.
Op het freethinkerforum is destijds aan beide heren ook aandacht besteed:
Cees Dekker
Andries Knevel

Ik vind het jammer dat de veranderende theologische opvattingen van mijn oude idool, meneer Ouweneel, niet uitgebreid beschreven worden. Blijkbaar is Paul van mening dat de man wat evolutie en bijbelgeloof betreft niet tot de groep van bovengenoemde kopstukken behoort, maar als een voetnoot de geschiedenis ingaat. Ouweneel doet overigens zijn best om dit te voorkomen. Hij heeft net zijn 7589ste boek over het onderwerp gepubliceerd, met de titel Adam, waar ben je? en wat doet het ertoe? Geen atheïst had een betere titel kunnen verzinnen, maar het boek is, zoals al deze boeken, enkel bestemd voor de gelovige christen, die er bovendien 30 euro voor over heeft om voor de zoveelste maal hetzelfde te horen.