Mijn kritiek op Lendering betekent niet dat ik achter het boek van Van der Kaaij sta. Ik heb het boek niet gelezen en kan dus geen oordeel vellen over of zijn boek ”wemelt van de fouten”.
Mijn schrijven houdt zich bezig met Lenderings aanvallen op het mythicisme. Het brengt naar voren dat Lendering in al zijn artikelen over het mythicisme een spelletje blufpoker speelt, daar hij niet op de hoogte is van de boeken van serieuze Jezusmythicisten, noch hun zienswijzen met argumenten die hout snijden bestrijdt. Hij heeft de relevante recente literatuur betreffende het onderwerp niet gelezen, maar heeft als hoofdargument een van Maurice Casey overgenomen hoon voor het mythicisme en absolute zekerheid wat betreft zijn eigen standpunt. Dat laatste is typisch iets wat men overerft van de religie en haaks staat op wetenschappelijk te werk gaan. Maar hiervoor is Lendering volkomen blind. Hij legt zijn zekerheid aan een stuk door uit door te laten voorkomen dat hij zich op de wetenschappelijke methode baseert, terwijl al het mythicisme enkel pseudowetenschap zou zijn. Met de kritiek die mythicisten geven op de methodologie die in het jezusonderzoek gebruikt wordt is Lendering niet bekend.
Wat Van der Kaaij betreft nog het volgende: elders op het internet lees ik dat hij dit uitspreekt: ”Het gaat mij erom te bewijzen dat de historische Jezus niet heeft bestaan, omdat ik denk dat die opvatting schadelijk is voor het verstaan van de Bijbel.” De historische Jezus is voor hem schadelijk, want dan ”is het iemand die totaal onbelangrijk is en waar het hele verhaal aan is opgehangen”. Oftewel dan staar je op iets wat er (in het religieuze geloof) totaal niet toe doet en ben je waar het (in het religieuze geloof) om gaat volkomen kwijt. Vandaar dat hij liever de zee ingaat met het mythicisme dan met theologen en historici die aankomen met een schamel residu van een onbeduidend historisch persoon.
Anders gezegd: hij wíl dat de mythicisten gelijk hebben, omdat naar historische feiten zoeken het geloof ondermijnt terwijl je het met mythicisme kan redden.
Het gaat de dominee juist om die Jezus die helemaal niet heeft bestaan. Dát is de enige boodschap waar het geloof wat aan heeft. Je kunt het vergelijken met de kracht van The Lord of the Rings. Te discussiëren over of er in de geschiedenis van de wereld ooit letterlijk een ”Midden Aarde” heeft bestaan, met hobbits en elven en dwergen en örken, is het boek volkomen misverstaan en ondermijnt de kracht van het boek.
Zijn redenatie ”Want als de historische Jezus niet bestaan heeft, dan krijg je de goddelijke Christus die wel bestaat en volgens mij is dat het kernpunt van de orthodoxie” is de poging van een gelovige om zijn religieus geloof in stand te houden, maar mist alle feitelijke grond om op te staan. Enkel iemand wiens hele leven vergroeid is met het christelijk geloof – en dus geen grond meer nodig heeft om zijn geloof op te laten berusten – kan volgens zo’n automatisme redeneren. Dat is uiteraard niet bevorderlijk voor de geloofwaardigheid van zijn visie. Een zoektocht naar de waarheid moet op een zo objectief mogelijke manier gebeuren. Van tevoren al vaststellen waar je op uit wil komen en daarna een theorie uitwerken die ermee overeenstemt is bij uitstek de manier waarop de wetenschappelijke methode niet te werk gaat.
Van der Kaaij biedt ons een uitstekende illustratie aan van hoe geloof werkt: wanneer rationele argumenten dwingen om erkend te worden slaat geloof eenvoudig een nieuwe zijweg in om overeind te kunnen blijven.
Er is een goede parallel van 150 jaar geleden. De evolutieleer maakte een eind aan de historiciteit van Genesis 1-11. De gelovigen van toen schreeuwden een tijdje moord en brand, maar anderhalve eeuw later is het voor de overgrote meerderheid van de gelovigen nu eenmaal een feit, en dan zie je ze vrolijk op een nieuwe manier geloven aan hun bijbeltje. Ze strepen het letterlijke van hun scheppingsverhaal eenvoudig weg alsof het nooit de bedoeling van de schrijver was om iets historisch feitelijks mee te delen, en maken er ”goddelijke poëzie” van. Voor hun geloof hoeven ze enkel maar één feit hoog en droog te houden, – ”God did it” – en voor de rest maken ze zich geen kopzorgen over het scheppingsverhaal. Zo zal het wellicht in de toekomst ook met Jezus gaan. Als historische figuur verdwijnt hij, maar het verhaal blijft dan bestaan als ”goddelijke boodschap” waar men warmte en inspiratie uit haalt, en menig gelovige heerlijk mee verder kan ”doorgeloven”.
Het geval Van der Kaaij haalt ook wind uit de zeilen van Maurice Casey weg, die met de uitspraak aankwam dat mythicisme zijn kracht put uit een antichristelijk atheïstisch vooroordeel. De dominee laat het tegendeel zien, namelijk dat het de wens van de gelovige kan zijn dat het mythicisme waar is, omdat dat de enige manier zou zijn waarop hij zijn religieuze geloof kan behouden. Deze houding is niet zeldzaam. De schrijvers Tom Harpur en Freke & Gandy brengen het mythicisme aan de man vanuit een religieuze behoefte.

