Jezusmythicisme 4


Het vierde artikel van Lendering geeft er blijk van dat er opeens een lampje is gaan branden bij hem:

Jona Lendering schreef:

Ik heb in drie stukjes voorbeelden gegeven van het denken over de mythische Jezus. Daarbij heb ik niet de pretentie of ambitie gehad een representatief beeld te geven, want dat kan immers niet bij een verzameling van theorieën die weliswaar familiegelijkenis hebben maar alleen overeenstemmen in (a) de ontkenning van Jezus’ historische bestaan en (b) een methodisch punt waarop ik zo terugkom. Dit maakt een inhoudelijke discussie over “het” mythicisme onmogelijk.

Een beetje sneu. Alsof hij opeens doorheeft dat hij in zijn voorgaande artikelen veel te generaliserend is beziggeweest. Hij probeert het op te lossen door te stellen dat het helemaal niet zijn bedoeling is geweest om een representief beeld van het mythicisme te geven. Dat schiet bij mij in het verkeerde keelgat. Het komt niet eerlijk over. Maar goed, laat ik hem een nieuwe kans geven. Misschien heeft Lendering opeens een boek van een mythicist gelezen en geeft hij straks toe dat er ook mythicisten zijn die hij als sobere denkers kan beschouwen en waarnaar hij serieus kan luisteren.

Lendering voegt er aan toe:

Jona Lendering schreef:

Ik had soortgelijke dingen kunnen vertellen over de Cyruscilinder, over het al dan niet Griekse karakter van de oude Macedoniërs of over de mensenoffers van de oude Feniciërs. Ware ik mediëvist geweest, ik zou hebben kunnen spreken over de lijkwade van Turijn.

Had hij dat maar gedaan! Dan zouden zijn artikelen beter te begrijpen zijn en zou ik het wellicht met hem eens geweest zijn. Overigens is Richard Carrier hem al vijftien jaar vóór geweest met het aanklagen van pseudohistorie (hoofdstuk 9 uit de verzameling gebundelde essays Hitler Homer Bible Christ).

Weer komt Lendering aan met de beschuldiging dat de mythicisten zich beroepen op verouderde literatuur. Blijkbaar kan hij niet de nuance aanbrengen dat oude literatuur niet altijd door later onderzoek foutief is gebleken, maar zaken vaak controversieel en onzeker blijven. Neem de datering van de NT-boeken. Wat de consensus ook moge zijn, er bestaat allesbehalve stelligheid over, en wat Bruno Bauer opperde is nog steeds één van de serieus te nemen mogelijkheden.

De volgende beschuldiging aan het adres van de mythicisten ziet er zo uit:

Jona Lendering schreef:

Lastiger is het als mythicisten de antieke context niet goed kennen. Er is een stevige vertrouwdheid nodig met de oude literatuur om daarin de significante signalen en de ruis te herkennen. De mythicist Carrier wijst er ergens op dat de tekst die bekend staat als Het martelaarschap en de hemelvaart van Jesaja – in het Nederlands vertaald door M. de Goeij – sterk lijkt op de Mesopotamische mythe over Inanna’s afdaling in de onderwereld, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een afdaling in zeven fasen. Ik vrees dat hij hier de ruis aanziet voor het signaal: deze overeenkomst heeft namelijk vrijwel zeker te maken met een gedeeld antiek wereldbeeld met diverse hemels en onderwerelden en de parallel bewijst geen ontlening.

Blijkbaar heeft Lendering tussen artikel drie en vier Carriers boek On the historicity of Jesus in huis gekregen, en heeft hij er wat in gebladerd en is hij tot bladzijde 36 gekomen. Vandaar de opmerking waarmee hij dit artikel begon. Nu vind ik het heel bijzonder dat Lendering om zijn punt te maken juist Richard Carrier aanhaalt om te beschuldigen van niet goed vertrouwd zijn met de antieke context, aangezien dat juist de specialiteit is van Carrier. De man heeft nota bene een PhD in ancient history, behaald op de Columbia University, één van de hoogstgeklasseerde universiteiten van de hele wereld, die meer nobelprijswinnaars heeft afgeleverd dan welke andere universiteit ook! Ik kan weinig anders zeggen dan dat Lendering wel lef heeft!

Toevallig herinner ik me van vorige zomer toen ik het boek las dat de Hemelvaart van Jesaja (vanaf hoofdstuk 6) voorbij kwam in de dikke pil van meer dan 600 bladzijden. Het is me bijgebleven omdat het een uitermate interessante passage was. Het document moet oorspronkelijk in de eerste of begin tweede eeuw geschreven zijn. Een latere datum wordt door Carrier uitgesloten vanwege dat het document de legende van Nero’s terugkomst nog als een ingebeelde dreiging ziet en de tekst nog geen andere keizers kent die christenen vervolgden. In latere kopieën werd de tekst voorafgegaan door ”Het martelaarschap van Jesaja”, dat naar de hemelvaart van Jesaja verwijst en daarom later geschreven moet zijn. De Hemelvaart van Jesaja stamt dus uit dezelfde tijd dat veel van het nieuwe testament ontstaan moet zijn. De tekst is bijzonder omdat ze een soort christelijk geloof laat zien dat bijzonder veel lijkt op the Neerdaling van Inanna (godin die ook bekend staat als Ishtar of Astarte, of Koningin des Hemels en Dochter van God). Hier volgt de relevante passage (vanaf p. 46) uit het boek van Carrier:

Richard Carrier schreef:

[Inanna] daalt vanuit de ruimte helemaal langs de aarde af naar het dodenrijk eronder, met de bedoeling om daar te worden gedood en drie dagen later weer op te staan. Net als in de Hemelvaart van Jesaja, vertelt het verhaal haar plannen van tevoren om dit te waarborgen, en vertelt dan hoe het precies volgens plan gebeurt. En net als de ’Jezus’-figuur in de Hemelvaart van Jesaja, wordt Inanna gekruisigd (genageld), en met name niet op aarde, maar in een niet-aards rijk (de onderwereld, in overeenstemming met de Sumerische overlevering van die tijd), en niet door mensen, maar door demonen, en hun goddelijke opperheren, die toevallig de goden van de dood zijn, alweer een ander toevallige overeenkomst met de Hemelvaart (en met het verhaal dat in de evangeliën terechtkomt). Inanna wordt ook vernederd en ter dood veroordeeld in een soort schijnproces. Het belangrijkste is dat, net zoals Jezus door zeven niveaus van de hemel moet afdalen, lagen van zijn hemelse glorie in elk stadium afwerpend en daardoor zijn uiterlijk vernedert (wat de hemelvaart van Jesaja herhaaldelijk gelijkstelt met kleding), Inanna net zo afdaalt door zeven niveaus van de onderwereld, waarbij zij lagen van haar regalia in elke fase verliest en daardoor vernederd wordt in haar uiterlijk, totdat ze uiteindelijk naakt is (de hoogste graad van sterfelijkheid en kwetsbaarheid), en op dat punt wordt ze gedood. Dit is een uiterst onwaarschijnlijk toeval, vooral gezien het zeer repetitieve karakter van beide teksten. Het is niet geloofwaardig dat de auteur van de Hemelvaart van Jesaja gewoon ’toevallig’ uiteindelijk bijna hetzelfde verhaal vertelde, tot en met zijn karakteristieke herhalingen, zeventraps afdaling en uitkleden, kruisiging door demonen en opstanding. Inanna was, net als Jezus, ook Gods kind; en net als in de Hemelvaart, worden haar plannen in de Afdaling uitgelegd voordat ze worden beschreven… We weten dat de joden lang bekend waren met dit heilige verhaal van Inanna’s afstamming. Jeremia /:18 en 44:15-26 klagen over de wijdverbreide Inanna-cultus onder de Palestijnse Joden, zelfs in het hart van Jeruzalem zelf, en Ezechiël 8:14 vermeldt expliciet vrouwen in Jeruzalem die huilen om het lot van Tammuz (wat zou betekenen dat hij naar de hel wordt gesleept in opdracht van de herrezen Inanna). Het is duidelijk dat het verhaal is gecoöpteerd en ’verbeterd’ door er bijzonder joodse en meer ’moderne’ religieuze noties in te vouwen. Jezus handelt bijvoorbeeld in opdracht van de Allerhoogste God om uiteindelijk Satan te vernietigen, en de afdaling wordt bereikt via niveaus van de hemel in plaats van niveaus van de hel. Maar dat het verhaal werd aangepast aan nieuwe en andere gevoeligheden en doeleinden, is precies hoe religieus syncretisme werkt.

Na deze tekst van Carrier bestudeerd te hebben kan men enkel concluderen dat Lendering een duidelijk signaal omzet tot ruis. Lendering pikt er de afdaling in zeven fasen uit, dat inderdaad gemakkelijk gezien kan worden als voortkomend uit een gedeeld algemeen wereldbeeld. Maar Carrier wijst op een lange serie van overeenkomsten! De vernedering, het proces, het opgehangen worden aan spijker, de opstanding na drie dagen volgens plan, en het daarbij behorende sterke geloof in de Vader, waarboven hij even later nog een volgende parallel geeft:

Richard Carrier schreef:

”Inderdaad is er nog een derde parallel: Inanna’s opstanding wordt verzekerd door een ritueel waarbij het goddelijke ’voedsel des levens’ en het goddelijke ’water des levens’ betrokken zijn. De eucharistie is slechts twee stappen verwijderd.”

Ik sta nu volkomen perplex. Dat Lendering het argument van Carrier bijzonder slecht gelezen heeft, is onmogelijk om serieus nemen. Dan blijven er denk ik enkel twee scenario’s over. De eerste is dat Lendering bewust oftewel opzettelijk een karikatuur van Carriers argumentering schetst, een bijzonder kwalijke zaak. Mocht de vork zo in de steel zitten dan is het wellicht niet al te moeilijk te raden waarom hij zo reageert. Zou Carrier gelijk hebben dan moet Lendering het mythicisme serieus gaan nemen. Carrier vervolgt bovenstaande argumentatie namelijk met deze woorden:

Richard Carrier schreef:

Als al die elementen uit het christendom worden verwijderd, is het moeilijk voor te stellen wat er zou kunnen overblijven dat de historiciteit van Jezus überhaupt waarschijnlijk maakt. Als de Jezus van de evangeliën niet werd vernederd, berecht en gekruisigd, als hij niet de oorsprong van de Eucharistie was, dan is de diepte van de mythevorming die hem heel snel omringde echt extreem – en als het zo extreem kan zijn, waarom zouden we dan aarzelen bij het idee dat de rest ook een mythe is?

Het tweede mogelijke scenario dat ik voor ogen zie is dat ik te voorbarig concludeerde dat hij het boek van Carrier in huis gehaald had. Carrier is tenslotte volkomen afwezig in zijn beschouwingen op dit ene verrassende puntje na. Zou Lendering Carriers boek werkelijk gelezen hebben dan zou hij nooit op de manier die hij gekozen heeft het mythicisme bestrijden. Nu ik Lenderings woorden opnieuw lees valt me de frase op ”De mythicist Carrier wijst er ergens op…”. Dat is zo vaag dat het zou kunnen betekenen dat Lendering zijn argument niet uit zijn boek, maar uit het internet heeft opgevist. Probleem is dat ik er een uurtje naar gezocht heb maar nergens iets kan vinden waar Lenderings tekst op lijkt en vandaan zou kunnen komen. Maar mocht de vork zo in de steel zitten, dan tast dat de werkwijze van Lendering als ”wetenschapsvoorlichter” al evenzeer ernstig aan. Om neer te zetten wat Richard Carrier beweert leest hij er niet eens Richard Carrier zelf op na!

Ik wil geen van beide conclusies trekken en blijf er maar bij dat ik voor een raadsel sta, waarover ik zeer graag opheldering van Lendering zelf wil krijgen.

Lendering vervolgt met de volgende herhaling van zetten:

Jona Lendering schreef:

Meer in het algemeen geldt – en dit is het methodische punt waarop ik zou terugkomen – dat mythicisten anders denken doordat hun kritiek selectief is. Ze wijzen er bijvoorbeeld terecht op dat we geen contemporaine bron hebben voor het bestaan van Jezus, maar verzuimen vervolgens afscheid te nemen van alle andere personages uit de oude wereld voor wie zulke bronnen niet bestaan. Ook wijzen ze erop dat wonderen niet kunnen, maar plaatsen ze geen vraagtekens bij andere wonderdoeners dan Jezus. Ze meten, kortom, Jezus aan een sceptische maatstaf die ze niet tevens bij andere onderwerpen toepassen.

Het moge een probleem zijn voor een geschiedkundige ook een helehoop andere zaken en personen naar de onzekerheid te moeten verplaatsen, maar waarom zou dat voor ieder ander een probleem zijn? Wat kan het jan en alleman schelen of Socrates heeft bestaan of niet? Wat doet het ertoe? We zingen dan gewoon een toontje lager met wat we zeker denken te kunnen weten.
En begrijpt Lendering dan niet dat de zaken er per definitie veel gekleurder uitzien wanneer het over Jezus gaat? Jezus kennen we enkel via propagandisten van een geloof, niet via overlevering van een historicus die iets vertelt waar de doorsnee scholier bij in slaap valt. Het gaat zelfs niet om het verhaal van een fan die als het puntje bij paaltje komt best toegeeft dat zijn leven niet afhangt van een geloof. Carl Sagan heeft ooit een wetenschappelijke vuistregel populair gemaakt: Extraordinary claims require extraordinary evidence. Dit staat zo centraal in de wetenschappelijke methode en neemt zo’n sleutelpositie in in kritisch, rationeel en sceptisch denken, dat men zou verwachten dat dit de normaalste gang van zaken is wanneer een onderwerp als Jezus aan bod komt. Wanneer beweringen over Jezus de revue passeren dient men dubbel zo sceptisch te zijn dan wanneer het om Socrates gaat. Op dezelfde manier als dat we dubbel zo sceptisch zijn wanneer we met een verhaal geconfronteerd worden van een ontmoeting met een UFO. Dit scepticisme wordt veroorzaakt door het hoge gehalte aan wonderen en overduidelijk uit de duim gezogen verhalen in het Jezusverhaal. Dit resulteert in wat Stephen Law noemt het Principe van Contaminatie:

Stephen Law schreef:

Waar getuigenissen/documenten een verhaal verweven dat alledaagse beweringen combineert met een aanzienlijk aandeel buitengewone beweringen, en er is een goede reden om sceptisch te zijn over die buitengewone beweringen, dan is er gelijk ook een goede reden om sceptisch te zijn over de alledaagse beweringen, tenminste totdat we beschikken over goed onafhankelijk bewijs van hun waarheid.

Zie hier voor een goed voorbeeld van hoe dit principe werkt wanneer we horen over een ufoverhaal: wanneer een verhaal zoveel buitengewone en twijfelachtige beweringen bevat rondom de belangrijkste bewering – een ontmoeting met een ufo – zal men ook díe voor zeer twijfelachtig houden, ook al zouden we als uitgangspunt hebben dat het in principe zeer wel mogelijk is dat buitenaardse beschavingen bestaan en ufo-verschijningen kunnen plaatsvinden.