Jezusmythicisme 1


Dit commentaar op artikelen van Jona Lendering is geschreven door Albert Vollbehr

Jona Lendering, iemand die zich ”wetenschapsvoorlichter” noemt en die graag van het internet gebruikt maakt, heeft in 2014 een serie van tien korte blogopstellen geschreven, Jezus, mythen en voorlichting, waarin de eerste zeven gaan om wat bekend staat als het jezusmythicisme, de zienswijze dat Jezus geen historische persoon is geweest, maar volledig een mythe. Deze zienswijze is de laatste jaren bijzonder populair geworden onder ongelovigen. Lenderings opstellen zijn schoolvoorbeelden van hoe een historicus wat betreft een controversieel onderwerp zich schuldig kan maken aan dubieuze retoriek. Jammergenoeg ziet Jona Lendering enkel dat de geschiedkunde als wetenschap ten onder gaat aan de stortvloed van pseudowetenschap op het internet, maar heeft hij er geen erg in hoezeer zijn eigen stelligheid wat betreft de historiciteit van Jezus op benen van retoriek staat. Zijn stelligheid wordt via zijn summiere, oppervlakkige en veelvuldig incorrecte argumentering nauwelijks gerechtvaardigd. Jona Lendering veracht het mythicisme zozeer dat hij bij ieder artikel als woord vooraf vermeldt ”Dit artikel gaat niet over de mythische Jezus, al heb ik er enkele dingen over te zeggen. Het eigenlijke onderwerp is ’de zelfmoord van de oudheidkunde’.” Hoewel de artikelen wel degelijk het mythicisme als onderwerp hebben, en zijn ’eigenlijke onderwerp’ pas als een korte noodkreet in de drie laatste steeds korter wordende artikelen wordt geslaakt, heeft Lendering er de titel ”Jezus, mythen en voorlichting” aan gegeven. Hij heeft duidelijk overdacht dat een weerwoord op het mythicisme gelijk zou staan aan het serieus te nemen, en dat kan hij juist niet. Eigenlijk is dit niet verwonderlijk. Een ieder die deze internetpagina doorleest zal zien hoezeer de mening dat Jezus historisch is verdedigd wordt met bakkenvol retoriek. De ontkenner van een historische Jezus wordt overladen met hoon, spot en beledigingen, terwijl een boek dat het jezusmythicisme met argumenten bekritiseert tot voor kort niet eens bestond.

Dit laatste gegeven is dan ook een gevaarlijke val voor iedere wetenschapper die zich er wat uitgebreider over uit wil laten. Aangezien zo’n geleerde typisch de positie van de tegenpartij niet of maar halfbakken verkend heeft, terwijl hij aan de andere kant gewapend is met absolute zelfzekerheid wat betreft zijn eigen positie, komt hij al gauw jammerlijk ten val. Zo verging het Bart Ehrman toen hij in 2012 het boek Did Jesus exist? schreef. Het boek ontving zo’n stortvloed aan kritiek van mythicisten dat Ehrman er niet zonder kleerscheuren afkwam en zijn reputatie als serieus te nemen scholar behoorlijk aangetast is. Het grappigste is wel dat men op het internet in een interview uit 2008 waar hem naar zijn mening over het mythicisme gevraagd wordt kan horen dat hij noch daarover, noch over de theoloog Robert M. Price ooit gehoord heeft. Het hele onderwerp bestaat niet volgens hem. Vervolgens presteert hij het een paar jaar later zich op te werpen als een expert op dat gebied!

Misschien moet ik de politiek van Lendering zelf ook maar toepassen: mijn commentaar is geen verdediging van de zienswijze van het mythicisme. God beware me voor door Rudolf Bultmann tot deze categorie van zombies te worden overgeheveld:

”No sane person can doubt that Jesus stands as founder behind the historical movement”. 🙄

Of door de christenapologeet William Lane Craig tot buiten de marginalen van het spel geslagen te worden:

”Mythicism is a position that is so extreme that to call it marginal would be an understatement”. 
😈

Of door Bart Ehrman dit label opgeplakt te krijgen:

”These views are so extreme and so unconvincing to 99.99 percent of the real experts that anyone holding them is as likely to get a teaching job in an established department of religion as a six-day creationist is likely to land in a bona fide department of biology”. 👿

Of door meneer Maurice Casey dit aangezegd te krijgen:

”This view [that Jesus never existed] is demonstrably false. It is fuelled by a regrettable form of atheist prejudice, which holds all the main primary sources, and Christian people, in contempt. This is not merely worse than the American Jesus Seminar, it is no better than Christian fundamentalism. It simply has different prejudices. Most of its proponents are also extraordinarily incompetent.” 😡

Of nog erger, dat ik door Bart Ehrman aan een holocaustontkenner gelijkgesteld word!

Lendering begint zijn artikelenserie met een originele variant op het bovenstaande:

Jona Lendering schreef:

Wat is de mythische Jezus? Simpel gezegd is het het denkbeeld dat Jezus geen historisch persoon is maar – net als Osiris, Dumuzi of Mithra – een mythisch figuur. Deze gedachte, waar ik bij wijze van inleiding op zal ingaan, is al vrij oud en is in de twintigste eeuw verdwenen, zoals we ook weinig meer horen over flogiston, de holle aarde of craniometrie.

Mythicisme wordt hier in de eerste opmerking door deze ”wetenschapsvoorlichter” al op één hoop gegooid met flogistron, holle aarde en craniometrie. Nu het voldoende is uiteengezet dat mythicisme niet ver verwijderd is van de diepste beerput waarin iemand kan vallen, wordt het interessant te vermelden dat Richard Carrier, de oudheidkundige die tegenwoordig de leidende mythicist is, en over het onderwerp de enige wetenschappelijke studie gepubliceerd heeft, in het eerste hoofdstuk van zijn lijvige boek aangaande deze kwestie laat weten dat hij, vóórdat hij zich in de materie verdiept had, er ook zo over dacht (”crank claim”), maar lezing van het boek van Earl Doherty hem duidelijk maakte dat dit bepaald niet zo is: ”But the result surprised me. I found his book well-researched, competently argued, devoid of any of the ridiculous claims I’d heard from other historicity deniers, and more convincing than I’d thought possible.” Hij kon er wel ”flaws” in ontwaren, ”but on balance the merits were greater”. Heeft Jona Lendering het boek waar Carrier naar verwijst niet gelezen? Of wil hij beweren dat Carrier hier volkomen onzin spuit, en is Carrier in dat geval te beschouwen als een clown of oneerlijke historicus?

Dat ”de gedachte vrij oud is en verdwenen in de 20ste eeuw” stoort me enigszins. Lendering bedoelt ermee te zeggen dat het een verouderde opvatting is die al lang geleden doorslaggevend beargumenteerd weerlegd is. De gedachte is echter nooit erg populair geweest, noch verdwenen, noch kan ik uit de hele 20ste eeuw boeken vinden die het jezusmythicisme beargumenteerd en definitief weerleggen. Er is eerder sprake van een gedachte die al iets meer dan tweehonderd jaar lang door een enkeling af en toe naar boven wordt gehaald, maar nooit uitgebreide aandacht heeft gekregen tot aan het eind van de vorige eeuw.

De moderne verdediging van het jezusmythicisme aan de hand van wetenschappelijk onderzoek begon op het eind van de 18e eeuw in Frankrijk via de Fransmannen Volney en Dupuis. Charles-Francois Dupuis publiceerde in 1795 een enorm boekwerk genaamd L’Origine de tous cultes (zie hier voor engelse vertaling van een door Dupuis zelf gemaakte samenvatting van het boek), waarin alle godsdiensten herleid worden tot zonaanbidding. Alle mythen van goden die een beproeving doorstaan, sterven en herrijzen, zag hij als uiteindelijk afgeleid van de bewegingen van hemellichamen. Dupuis behandelt het christelijk geloof in één hoofdstuk en ziet het als één van de vele varianten daarvan. Deze zienswijze staat bekend als ’astrotheologie’, en heeft zijtakken die variëren van ”Abraham en Sara en Christus” zijn afgeleid van ”Brahman, Saraswathi en Krishna” tot aan ”Jesus is a remake of Osiris” (God van Egypte). Theologen hebben de opmerkingen uit de vergelijkende godsdienstwetenschap nooit leuk gevonden en zetten zich er vrijwel unaniem sterk tegen af: zie Jesus in comparative mythology .

Vanaf 1841 werd het jezusmythicisme door de Duitser Bruno Bauer aangehangen, maar op heel andere gronden, namelijk op grond van een analyse en interpretatie van de nieuwtestamentische bijbelboeken, waarbij ook de teksten van cynici en vooral Seneca een rol speelde.
Vanaf deze tijd heeft het jezusmythicisme altijd bovenstaande twee invalshoeken gehad, één die vooral van alles naar boven haalt wat zich in andere godsdiensten afspeelt en hoe het via syncretisme naar het bijbelgeloof overgeheveld is, en één die het ontstaan van het christelijk geloof vooral reconstrueert via bijbelonderzoek en relevante teksten die ermee in verband kunnen worden gebracht.

Hoewel de zaak vanaf die tijd af en toe besproken werd, werd de zienswijze nooit populair, niet verwonderlijk wanneer men in het hoofd houdt dat jezusgeleerden vrijwel altijd een band onderhielden met het christelijk geloof. Bruno Bauer was, net als Ludwig Feuerbach, een grote uitzondering hierop. Bauer kreeg een betrekking als theoloog te Bonn, maar werd wegens zijn atheïsme binnen korte tijd afgezet. Dat zegt al genoeg over of het de moeite waard is als theoloog om deze zienswijze aan te hangen.
Zoiets kan alleen in Nederland of in California, waar ze ter vermaak wel van een beperkt aantal freaks houden. Toen Bauer stierf in 1882 schreef Friedrich Engels een artikel over Bauer dat goed opsomt hoezeer men op zijn zienswijze gestudeerd had: ”In Berlijn, op 13 april, stierf een man die ooit een rol speelde als filosoof en theoloog, maar waarvan jarenlang zelden meer gehoord werd, of het moest zijn dat hij de aandacht van het publiek trok als ”hooggeschoolde eccentriek”. De officiële theologen, waaronder Renan, schreven hem eenvoudig af, en zwegen hem daarom volkomen dood. En toch stak hij boven hen allen uit en deed hij meer dan wie van hen ook wat betreft de vraagstelling naar de historische oorsprong van het christendom.” Wie weet was de naam boven dit artikel voor vele ”officiële theologen” een reden te meer om hem dood te zwijgen. Bauers ideeën kregen echter gehoor in Nederland, onder een groep theologen die de naam van ”Nederlandse Radicale School” kreeg (hoewel W.C. van Manen, wellicht de grootste van hen, niet zover ging om zich als mythicist uit te spreken). Het jezusmythicisme kreeg een flinke impuls via de historicus Arthur Drews die er een boek over schreef in 1910 (een tweede boek verscheen in 1926). Uiteraard werd deze Drews net als Bruno Bauer door de bijbelgeleerden doodgezwegen, wellicht niet in het minst ook omdat het regime in de Sowjet-Unie zijn zienswijze tot officiële waarheid verhief; Lenin scheen zijn boek te hebben gelezen. Drews schrijft in het voorwoord van de derde editie van zijn eerste boek zaken die een reaktie op Lenderings blogartikel zouden kunnen zijn: ”Wie als niet-specialist zich op het gebied begeeft van welke tak van wetenschap dan ook, en daar een opinie uitspreekt die niet strookt met wat de officiële vertegenwoordigers van die tak van wetenschap van mening zijn, moet erop rekenen dat hij door hen met woede afgewezen zal worden, door hen beschuldigd worden van gebrek aan vakmanschap, ’diletantisme’, ’gebrekkige methode’, en neergezet als een volkomen ’ignoramus’. Dit hebben allen die zich over het onderwerp van een historische Jezus hebben uitgesproken, maar geen theoloog waren, ondervonden. Deze ervaring werd ook de schrijver dezes niet bespaard na de publicatie van de eerste editie. Hij is beschuldigd van ”gebrek aan geschiedkundige opleiding’, ’partijdigheid’, ’het missen van de capaciteit om op een geschiedkundige manier te kunnen denken’, enz. en men heeft het hem verweten dat het resultaat van zijn onderzoek al bij voorbaat vaststond, alsof dat niet juist het geval is wanneer theologen over dit onderwerp schrijven, want het is nu juist de taak van theologen om de waarheid van de nieuwtestamentische geschriften hoog te houden en te bevestigen.”

In de twintiger jaren sprak de Fransman Couchoud zich uit als mythicist, in 1930 Van den Bergh van Eysinga, en in de zeventiger en tachtiger jaren werd het mythicisme door alweer een historicus, G.A. Wells, opnieuw onder de aandacht gebracht en verdedigd via een serie boeken. In 1999 verscheen tenslotte The Jesus Puzzle van Earl Doherty die de aanzet was voor de tegenwoordige populariteit die deze zienswijze geniet. Ongetwijfeld speelt het internet hier een grote rol, aangezien wat voor gelovigen altijd doodgezwegen werd nu voor iedereen te lezen valt op talloze plaatsen van het internet.
Ook ikzelf zou er zonder het internet nooit over gehoord hebben. Ik raakte pas op de hoogte van deze zienswijze via dat boek van Earl Doherty in 2006/2007, en was in mijn leven van toen al een halve eeuw lang mij er niet van bewust dat er zo’n zienswijze bestond, hoewel talloze jezusboeken onder mijn ogen waren gekomen.

Voor zover ik het kan overzien is het boek van Earl Doherty ook het kundigste boek om de zienswijze te verdedigen dat er tot die tijd toe ooit verschenen was. Het jezusmythicisme heeft vanaf die tijd duidelijk een comeback gemaakt.

Lendering begint met een opsomming van waar mythicisten zich op baseren:

Jona Lendering schreef:

-Geen rationeel mens gelooft bronnen waarin wonderen staan vermeld.
-De evangeliën zijn laat geschreven, want de handschriften van het Nieuwe Testament zijn laat.
-Elkaar tegensprekende bronnen zijn onbetrouwbaar.
-Jezus wordt vooral in christelijke bronnen genoemd.
-De vroegste christelijke literatuur beschrijft Jezus’ leven niet.
-Jezus’ daden lijken op die van heidense godheden.

Een vreemd samenraapsel van zaken, alsof Lendering de argumenten van de mythicisten niet bestudeerd heeft , maar enkel wat kreten voorbij laat gaan van deze of gene forummer op het internet die net vermoeid terugkomt van zijn werk als bakker of automonteur en even zijn ergernis over gelovigen moet uiten.

-Uiteraard kan men in de geschiedkunde geen wonderverhalen serieus nemen. Een geschiedkundige moet ervan uitgaan dat de wereld altijd geweest is zoals die zich nu aan ons voordoet (Principle of Analogy). Maar iedereen weet dat je daaruit niet kunt concluderen dat er nooit een persoon heeft bestaan waarover verhaald wordt.
-De zienswijze dat de evangeliën laat zijn geschreven is afkomstig van Bruno Bauer. Hij schatte alle NT-geschriften als ontstaan in de tweede eeuw, maar zeker niet op grond van het feit dat de handschriften laat zouden zijn. Eerlijk gezegd heb ik nog nooit een geleerde op deze basis zijn oordeel horen vellen. En de meeste moderne mythicisten hangen helemaal geen dateringen van geschriften aan die afwijken van wat de algemene opvattingen zijn. De genoemde Earl Doherty bijvoorbeeld gaat uit van de consensus onder bijbelgeleerden met betrekking tot het ontstaan van de evangeliën, zowel wat betreft de volgorde en tijd van ontstaan als de aanname van een verloren gegaan Q-document.
-Elkaar tegensprekende bronnen zijn uiteraard onbetrouwbaar, maar dat is helemaal het hoofdpunt niet. Waar het wezenlijk om gaat is dat Bruno Bauer als eerste inzag dat er maar één bron is, het evangelie van Marcus, en dat de twee andere synoptische evangeliën expansies daarvan zijn, oftewel afhankelijk van Marcus zijn, en het evangelie van Johannes een nog latere en heel vrije variatie daarop. Johannes kan (volgens Bauer) overduidelijk geen enkele aanspraak maken op historiciteit, aangezien het een totaal andere beschrijving van Jezus geeft en het geschrift enkel onder kunst gerekend kan worden. Een andere pijler waarop de zienswijze van Bauer staat is dat Marcus (en ook de andere evangeliën) niet putten uit een mondelinge overlevering, maar duidelijk literaire creaties zijn.
-Mythicisten zijn nog nooit aangekomen met zo’n flauwe opmerking als ”Jezus wordt vooral in christelijke bronnen genoemd”. In plaats daarvan komen ze met twee heel zware argumenten, namelijk 1) dat in alle vroegchristelijke geschriften buiten de evangeliën een historische Jezus volkomen ontbreekt, en 2) dat er helemaal geen onafhankelijke buitenbijbelse bron is die het bestaan van Jezus bevestigt.
-Enkel het laatste argument dat Lendering voorbij laat gaan slaat hout, en dat geeft hij in het artikel ook zelf toe. Hoewel dit feit hem niet in het minst in de weg zit om Jezus tot historische persoon uit te roepen.

Lendering is niet erg beslagen ten ijs gekomen in dit eerste artikel. Hij belooft in het volgende artikel te laten zien dat het mythicisme niet klopt en ”een dood spoor” is. Ik ben benieuwd.