De verwarring is groot 10


Hoofdstuk 10 – Resumé

In hoofdstuk tien, het laatste hoofdstuk, gaat Van den Brink zijn werkwijze in het boek nog eens kort en bondig na, en somt hij de conclusies op waarmee hij aankwam. Ik stuit daarbij opnieuw op hoofdstuk 5, het hoofdstuk dat het sterkst in tegenstrijd staat met het traditionele christendom. Nu het zo bondig wordt samengevat merk ik op dat we hier geconfronteerd worden met een dilemma zo groot dat het de hele onderneming van Van den Brink doet mislukken op de meest fatale manier. Het maakt het christelijk geloof letterlijk tot leer waar geen touw aan vast te knopen is, tot wartaal.

Lees de volgende woorden van Van den Brink eens heel aandachtig door, en laat uw gedachten erover gaan voordat u mijn commentaar er op leest:

Van den Brink schreef:

In hoofdstuk 5 verlegden we de aandacht naar het theologische probleem dat het idee van een langdurig scheppingsproces oproept: het probleem van het evolutionaire kwaad. De geleidelijke ontwikkeling van het leven op aarde gedurende onvoorstelbaar lange tijdsperioden moet vergezeld zijn gegaan met heel veel lijden, pijn en dood onder de dieren, met inbegrip van hominiden. In dit hoofdstuk stelden we de vraag hoe deze haast eindeloze geschiedenis van ellende en ontberingen in overeenstemming gebracht kan worden met de goedheid van God. Na de neocartesiaanse gedachte dat dieren niet vatbaar zijn voor lijdenservaringen te hebben afgewezen, overwogen we drie verschillende antwoorden op deze vraag:
(1) het lijden en de dood van dieren zijn het gevolg van de menselijke zondeval (de traditionele visie in de christelijke theologie)
(2) het lijden en de dood van dieren zijn deel van Gods plan en
(3) het lijden en de dood van dieren gaan terug op de onverklaarbare invloed van demonen of andere kwade krachten die tegenover Gods levengevende bedoelingen staan.
We concludeerden dat (1) een uiterst problematische verklaring is geworden, gezien de late verschijning van de mens op het wereldtoneel. Daar kwam bij dat deze ’theorie van de kosmische val’ slechts een zwakke basis in de schrift bleek te hebben. Christenen die uitgaan van het sola Scripture zijn daarom ook niet genoodzaakt (1) aan te hangen. Ze kunnen een keuze maken voor (2) of (3). Gereformeerden die onder de indruk zijn van Gods soevereiniteit en onnavolgbare wegen hebben daarbij waarschijnlijk een voorkeur voor (2), evangelischen en andere christenen die meer dualistisch denken zullen eerder geneigd zijn tot (3).

Christenen die dus met het nieuwe evolutiefeit, natuurlijke selectie, geconfronteerd worden worden gedwongen om het traditionele christendom tegen te spreken, en vallen vervolgens in twee groepen uiteen, waar ze met diametraal tegengestelde verklaringen komen om de nieuwe situatie uit te leggen: het is volgens het (ondoorgrondelijke) plan van God! Nee, het is demonisch, volgens de plannen van de satan! God did it! No, the Devil did it! Oftewel men kan in het evolutionaire christendom zelfs niet God van de Duivel onderscheiden. Maar dit is zo ontluisterend dat het de hele boot van Van den Brink doet zinken. Voor een atheïst is het de hoogste idiotie: wanneer godgelovers zowel de duivel die men haat als de God die men liefheeft verantwoordelijk kunnen stellen voor dezelfde gang van zaken dan is er in hun geloof geen sprankje redelijkheid meer te bespeuren, het is volslagen willekeur of warhoofdigheid geworden.
Warhoofdig naar je hoofd geslingerd te krijgen misschien nog niet het ergste wat de gelovige kan overkomen. Hun eigen geloof verzint er voor de gelovigen nog iets veel ergers bij: mensen die het werk van de Duivel voor Gods werk uitmaken, of omgekeerd, het werk van God voor het werk van de Duivel uitmaken, begaan een doodzonde volgens de christelijke leer. Het is de ultieme verkrachting van goed en kwaad, de hoogste zonde. Het feit dat Van den Brink ze allebei als geldige oplossingen ziet zadelt alle gelovigen die op weg met hem willen gaan op met de angst een doodzonde te begaan.

Van den Brink heeft klaarblijkelijk dit dilemma geen moment beseft.

Ik vraag me ook af of er überhaupt christenen zijn die in de stortvloed aan reakties op het boek dit dilemma hebben opgemerkt. Wanneer men op google ”de aarde bracht voort” intikt is de eerste boekbespreking die je tegenkomt van de christen Jart Voortman. Hij heeft enkel dit te melden:

Jart Voortman schreef:

Als we in ons geloof een sterk idee hebben van Gods almacht kan het idee ontstaan dat het lijden in de natuur, hoe onbegrijpelijk ook, deel uitmaakt van Gods plan om uit te komen bij schoonheid en overvloed. Maar het is wel moeilijk om te verklaren dat deze doelen alleen op die manier bereikt kunnen worden.
Interessant is de passage over de invloed van het kwaad op deze wereld, waardoor de schepping vanaf het begin verstoord is geraakt. C.S. Lewis had er speculatieve gedachten over. Maar ook Karl Barth maakt in zijn scheppingsleer plaats voor de invloed van ‘das Nichtige’. De filosoof Torrance is er sterk door beïnvloed. De theologe Nicola Hoggard Creegan pleit voor een theologie van gebrokenheid. Ze noemt zichzelf een gematigde dualist.

Van den Brink spreekt geen voorkeur uit voor één van beide opties.

Hoe gemakkelijk maakt deze recensent zich er van af! De eerste optie is enkel ”moeilijk” om te aanvaarden. Maar dus niet onmogelijk? Hoewel hij die kenschetst als ”onbegrijpelijk”?
En de tweede optie is enkel ”interessant”.
Dat ze diametraal tegengestelde zienswijzen zijn én allebei als acceptabele antwoorden gelden doet ook bij hem geen alarmbellen overgaan.

Tot wel driemaal toe laat Van den Brink weten dat het probleem van natuurlijke selectie niet groter is dan de theodicee problematiek altijd al geweest is, en als christenen dat vroeger konden oplossen, kunnen ze dat nu ook.
Nee!
Even daargelaten of ze het wel of niet ooit hebben kunnen oplossen, de oplossing waar ze mee aankwamen is dat God uiteindelijk hooguit indirect de verantwoordelijkheid heeft voor het kwaad, het lijden, de dood, pijn. Hij heeft het kwaad en alle gevolgen daarvan toegelaten te ontstaan en gedoogt het tot op een bepaald tijdstip. Maar Van den Brinks scenario, – hij laat in het laatste hoofdstuk weten persoonlijk voor bovengenoemde oplossing 2 te kiezen – is dat God direkt verantwoordelijk is voor het scheppen door middel van natuurlijke selectie, dwz. het behoort tot zijn oorspronkelijke plan. Het is zijn manier van scheppen! Dat zet zonder meer een streep door de goedheid van God, zoals iedere christen begrijpt die ervoor kiest dat het enkel de satanische machten zijn die dit systeem planmatig hebben kunnen opzetten.

Bart Klink in zijn sublieme recensie van het boek legt zijn vinger exact op de zere plek:

Bart Klink schreef:

Wat hij mijns inziens nog te weinig lijkt te beseffen, is hoe leed inherent is aan hoe evolutie werkt. Het leed is niet een vervelend bijgevolg van evolutie: natuurlijke selectie werkt alleen als er sprake is van een struggle for existence, en dat levert bij dieren die in staat zijn om te lijden onvermijdelijk leed op. De grote vraag is dan waarom de Almachtige kiest voor dit gruwelijke proces.

Waarom zien atheïsten als Klink en ik dit probleem onmiddellijk, en Van den Brink niet? Blijkbaar omdat wij ooit gelovigen waren en de gevolgen van wetenschappelijke nieuwe inzichten beter beseffen en heldere, gezonde conclusies trokken. Er is geen deugdelijk christelijk antwoord op het dilemma dat moderne wetenschappelijke kennis ons voor de voeten werpt.