
Men hoort vaak zeggen dat het verkeerd is de godsdienst aan te vallen, omdat godsdienst een mens deugdzaam maakt. Zo zegt men inderdaad vaak; zelf heb ik het niet opgemerkt.
One is often told that it is a very wrong thing to attack religion, because religion makes men virtuous. So I am told; I have not noticed it.
Bertrand Russell, Why I am not a christian, 1927
Goddelijke CAO
Slaven? Ja, de tien geboden zijn nog maar net af, of de volgende wetten gaan al over de rechten van slaven. Nu zou je denken dat een God die een volk uit slavernij bevrijdt natuurlijk de slavernij verbiedt. Of dat een volk dat zelf in slavernij geleefd heeft, inziet dat men zoiets niet mag aandoen aan anderen. Maar nee, Exodus 21 vervolgt:
‘Wanneer gij een Hebreeuwse slaaf koopt, zal hij zes jaar dienen, in het zevende jaar zal hij om niet als vrij man weggaan. Indien hij alleen gekomen is zal hij alleen weggaan; indien hij gehuwd was zal zijn vrouw met hem meegaan. Maar indien zijn heer hem een vrouw gegeven heeft en zij hem zonen of dochters gebaard heeft, zal de vrouw met haar kinderen het eigendom blijven van haar heer, en hij zal alleen weggaan. Maar indien de slaaf nadrukkelijk zegt: Ik heb mijn vrouw en kinderen lief, ik wil niet als vrij man weggaan, dan zal zijn heer hem bij de rechters brengen, hij zal hem bij de deur of de deurpost brengen, en zijn heer zal zijn oor met een priem doorboren en hij zal hem voor altijd dienen. En wanneer iemand zijn dochter als slavin verkoopt, zal zij niet weggaan zoals de slaven weggaan. Indien zij haar heer niet bevalt, die haar voor zichzelf bestemd had, dan moet hij haar laten loskopen; hij heeft niet de bevoegdheid om haar aan een vreemd volk te verkopen, omdat hij trouweloos tegen haar gehandeld heeft. Indien hij haar voor zijn zoon bestemt, zal hij haar naar het recht der dochters doen. Indien hij zich een andere neemt zal hij haar voeding, haar kleding en de echtelijke gemeenschap met haar niet verminderen. Indien hij haar deze drie dingen niet doet, zal zij weggaan, om niet, zonder geld.’
Nu zult u heel wat theologen en goede gelovigen tegenkomen die alle wetten in het Oude Testament proberen goed te praten door te zeggen dat ze in vele opzichten een vooruitgang waren op de heersende toestanden. Dit is echter doorzichtige propaganda en zelfs als het in bepaalde opzichten waar zou zijn, het blijft een schrale troost. Hier lezen we namelijk wat de door God geïnspireerde nieuwe ‘heersende toestand’ is:
‘Wanneer iemand zijn slaaf of zijn slavin met een stok slaat, zodat deze onder zijn hand sterft, zal deze zeker gewroken worden. Maar indien hij een dag of twee in leven blijft, zal hij niet gewroken worden, want het is zijn eigen geld.’ (Ex. 21:20, 21) ‘Wanneer een slaveneigenaar het oog van zijn slaaf -of het oog van zijn slavin- raakt en het vernielt, zal hij hem om zijn oog vrijlaten. En indien hij een tand van zijn slaaf -of een tand van zijn slavin- uitslaat, zal hij hem om zijn tand vrijlaten.’ (Ex. 21:26,27).
‘Wanneer iemand geslachtsgemeenschap heeft met een vrouw, terwijl zij als slavin aan een man ondergeschikt is, dan zal een straf toegepast worden. Zij zullen niet ter dood gebracht worden. Hij zal zijn schuldoffer voor de Here bij de ingang van de tent der samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer. En de priester zal door de ram van het schuldoffer verzoening over hem doen voor het aangezicht des Heren, voor de zonde die hij begaan heeft, en hem zal vergiffenis geschonken worden’. (Lev. 19:20,21).
Exodus 21:32 laat weten dat wanneer een slaaf door een stier op de horens genomen is, de eigenaar van de stier schadevergoeding moet betalen, niet aan hem, maar aan de heer van de slaaf! In al deze wetsbepalingen zien we dat een slaaf beschouwd werd als een ‘ding’, – tegenwoordig zouden we zeggen ‘machine’ – van de eigenaar, iets wat in Romeinse tijden door Varro als volgt onder woorden gebracht werd: een slaaf is een instrumenti genus vocale, een ‘werktuig dat kan spreken’.
Goddelijk allochtonenbeleid
Slaven konden natuurlijk ook buitenlanders zijn. Krijgsgevangenen ( Num. 31:9, 18 , Dt. 20:14, 21:10vv, Richt. 5:30, 1Sam. 4:9 , 2 Kon. 5:2, 2 Kron 28:8, 10-), opgekochte slaven van slavenhandelaren ( Lev. 25:44). Voor buitenlandse slaven gold de regel van 6 jaren slavenwerk en daarna vrijheid niet (Lev 25:44-46). Merk op dat God hier de slavernij niet slechts tolereert, maar slavernij van buitenlanders juist voorschrijft, met als doel om de Israelieten, zijn eigen volk, zoveel mogelijk voor slavernij te behoeden. Wanneer het buitenlanders zijn dan doet het er niet toe.
Wat de behandeling van buitenlanders betreft zien we ditzelfde denken ook in andere uitspraken van de heilige schrift. Het verbaast niet wanneer mensen goed zijn voor anderen die tot dezelfde familie, hetzelfde geloof of hetzelfde volk behoren. In feite zijn we eraan gewend dat buitenlanders slechter behandeld worden. Indien ze niet ronduit met minachting en vijandigheid behandeld worden, dan toch vaak met een gevoel van afstandelijkheid en onverschilligheid. Zou een God die de schepper van het gehele heelal is, de schepper van de gehele mensheid het anders zien? Een retorische vraag tegenwoordig. We twijfelen er niet aan dat de Schepper boven deze kleinmenselijkheid van mensen staat. Maar hoe leggen we de volgende uitspraken uit?
Deuteronomium 14:21:
‘Gij zult geen vlees eten dat uit zichzelf gestorven is; aan een vreemdeling, die binnen uw poorten vertoeft, moogt gij het te eten geven, of gij moogt het aan een buitenlander verkopen, want gij zijt een volk, dat Jahweh, uw God, heilig is.’
Het gaat hier om vlees van dieren die vanwege ziekte of ouderdom gestorven zijn. Zulk vlees eten maakt het gelovige volk onrein, maar er mag wel op verdiend worden door het te verkopen aan buitenstaanders.
Deuteronomium 23:19,20:
‘Gij zult van uw broeder geen rente nemen noch van geld, noch van levensmiddelen, noch van iets, dat men tegen rente lenen kan. Van de buitenlander moogt gij rente nemen, maar van uw broeder zult gij geen rente nemen.’
Dit soort uitspraken, tesamen met de overtuiging zelf tot het ‘heilige volk’ te horen, monden uit in de onbegrijpelijke woorden die we later uit de mond van Jezus horen, toen een buitenlandse (Kananese) vrouw Hem vroeg om medelijden met haar te hebben en haar te helpen (Mat. 15:21-28). Eerst geeft Hij helemaal geen antwoord en doet Hij of ze niet bestaat, en zijn discipelen ergeren er zich aan dat ze hen maar staat na te roepen. Dan beginnen ze onderling te discussiëren en zegt Jezus dat Hij alleen voor het volk Israël is gekomen. Wanneer de vrouw maar aanhoudt zegt Hij tenslotte: ‘Het is niet goed het brood der kinderen te nemen en het de honden toe te werpen.’ En nog haakt de vrouw niet af. Ze bijt tenslotte in het stof, en bedelt om de kruimels die overblijven. Dat geeft eindelijk de doorslag; Jezus geeft toe en Hij doet een wonder! En dan de misleiding voor ons gelovigen, de verwringing van ons denken: men zal u met dit verhaal heel vroom vertellen hoe de bijbel zo leert dat er geen onderscheid is tussen Jood en heiden!
De waarheid is juist het tegenovergestelde: deze vrouw was een instrument in Gods hand om zelfs Jezus te bekeren en een dieper inzicht te geven in de hoogste menselijkheid, een inzicht dat de wereld van het Oude Testament veruit te boven gaat.
In de bijbelse tijden worden kinderen van slaven automatisch geboren als slaven. Een dief die het gepikte niet terug kon betalen kon als slaaf worden verkocht, ook een man die zijn schuld niet kon betalen. Iemand kon zich uit armoede aanbieden als slaaf. Het kwam ook voor dat iemand ontvoerd werd (zoals Jozef) en verkocht werd als slaaf, maar dit ging zelfs God te ver en was ten strengste verboden (Ex. 21:16, Deut. 24:7). Een jonge vrouwelijke slaaf was meer waard dan een mannelijke, ongetwijfeld omdat je daarmee geslachtsomgang kon hebben en bovendien nog jonge nieuwe slaven van kon krijgen. Of de slavin kon dienst doen om kinderen te baren voor de eigenlijke vrouw van de slaveneigenaar in geval zij onvruchtbaar was. Als u er van opkijkt, dat een man dus recht had op seksuele omgang (benevens met zijn vrouw of vrouwen) met zijn slavinnen, bedenkt u dan eens hoe oud u bent, en hoeveel jaar ‘men’ hierover tegen u gezwegen heeft.
Gevolgen van goddelijke wetgeving
Het feit blijft dat de hele geschiedenis door, via Jezus en Paulus in het Nieuwe Testament en via de vele eeuwen christelijke geschiedenis, de slavernij als iets volkomen normaals beschouwd werd, zelfs bij hen die hun best deden om de omstandigheden en status voor slaven te verbeteren. Er wordt geschat dat in de tijd van de Romeinen ongeveer een derde van de bevolking dienst deed als slaaf. De afschaffing van slavernij is niet iets waar God ooit in geinteresseerd is geweest, hoewel we zullen toegeven dat Paulus geen slechte behandeling van slaven toestaat (maar wie van de slaveneigenaars zal in zijn eigen ogen slaven ooit slecht behandeld hebben?). Is iemand echter een slaaf, en lijdt hij onder een niet-christelijke eigenaar, dan kan hij zich alleen troosten met de gedachte dat hij om Christus lijdt en zich daarmee hemelse schatten vergaart. De leer van Jezus is nog onduidelijker. Lees eens de volgende woorden uit Lukas, een stukje bijbel waar je nooit in de kerk over zult horen:
‘Wie van u zal tot zijn slaaf, die voor hem ploegt of het vee hoedt, als hij van het land thuiskomt, zeggen: Kom terstond hier aan tafel? Zal hij niet veeleer tot hem zeggen: Maak mijn maaltijd gereed, schort uw kleren op en bedien mij, tot ik klaar ben met eten en drinken, en daarna kunt gij eten en drinken? Zal hij de slaaf soms danken, omdat hij deed wat hem bevolen was? Zo moeten ook jullie, wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie bevolen is, zeggen: Wij zijn onnutte slaven; wij hebben slechts gedaan, wat wij moeten doen.’ (Lucas 17:7-10).
Hier zien we dus dat Jezus de slavernij en de manier waarop slaven behandeld worden als iets volkomen normaals beschouwt en hij de situatie gebruikt als voorbeeld om aan te geven welke de positie van zijn discipelen is.
De bijbel is op dit punt van de slavernij dus duidelijk genoeg. Bijgevolg heeft de christelijke kerk de eeuwen door het systeem van slavernij en later lijfeigenschap en nog later uitbuiting door de werkgever altijd uitgelegd als een door God ingestelde orde in de maatschappij waar men niet tegen in opstand mag komen. Lees deze woorden van Mark Twain (uit: From Europe and Elsewhere):
De methoden van de geestelijkheid zijn altijd heel bijzonder geweest; hun geschiedenis is heel amusant. In alle tijden heeft de Katholieke Kerk er slaven op nagehouden, zij kocht en verkocht slaven, zij stond haar onderdanen toe handel te drijven in slaven en spoorde haar kinderen er zelfs toe aan. Nog lang nadat vele christelijke volken de slavernij hadden afgeschaft ging zij met haar praktijk gewoon door. Indien men op één plaats met absolute zekerheid kon stellen dat dit de juiste praktijk was, geheel volgens de wil en het verlangen van God, dan was het wel in de Katholieke Kerk, want zij was de door God aangestelde vertegenwoordigster van God op aarde, de enige door Hem geautoriseerde en onfeilbare uitlegster van zijn bijbel. Er waren genoeg teksten aangaande het onderwerp; er bestond geen twijfel over de betekenis van die teksten. De Kerk stond in haar gelijk, ze deed wat de bijbel voor haar in kaart gebracht had om na te volgen. Zo onbetwistbaar was deze positie dat in al die lange eeuwen er geen enkel woord tegen slavernij uitgesproken werd. Maar tenslotte, in onze eigen tijd, [ver in de 19e eeuw], horen we opeens een Paus zeggen dat slavenhandel verkeerd is; we zien hem zelfs een expeditie naar Afrika sturen om er een eind aan te maken. De teksten zijn hetzelfde, het is enkel de praktijk die veranderd is. Waarom? Omdat de wereld de bijbel gecorrigeerd heeft. De Kerk corrigeert de bijbel nooit. De kerk faalt ook nooit om zich aan de staart van de optocht te voegen wanneer het eenmaal duidelijk is dat men overstag moet gaan. En na een korte tijd beroemt ze zich er dan op dat dank zij haar de dingen nu gecorrigeerd zijn. Ze zal het ongetwijfeld spoedig ook in dit geval doen.
Het Protestantse Engeland deed tweehonderdvijftig jaar lang aan slavernij, en moedigde het aan. En haar dominees lieten het toe, soms namen ze er zelfs deel aan, het merendeel was onverschillig. Het belang van Engeland stond gelijk aan het belang van de christelijke kerk, alles en iedereen stond in dienst van de christelijke kerk. Het engelse parlament steunde de slavenhandel en beschermde die. Twee Engelse koningen hadden aandelen in slavenhandelondernemingen. De eerste engelsman die van slavenjagen zijn beroep maakte was John Hawkins, iemand die nog steeds met eerbied in herinnering wordt gehouden. Hij maakte zo’n geweldig spektakel tijdens zijn tweede tocht om slaven te vangen – hiertoe behoorde het onverwachts aanvallen en afbranden van dorpen, verminken, afslachten, in gevangenschap nemen, en doorverkopen van de onschuldige inwoners – dat zijn Koningin zo onder de indruk was dat zij hem tot ridder sloeg. De verse ridder, met de oprechtheid en bruuske eenvoud waarvoor engelsen bekend staan, koos als wapenbeeld het figuur van een negerslaaf, gebonden in touwen. Wat hij deed was het werk van christenen. Een kwart millennium lang zouden deze christenen huizen vernietigen, families uiteenscheuren, mannen en vrouwen tot slaven maken, de harten van duizenden breken, opdat de christelijke naties maar voorspoed en comfort zouden mogen hebben, christelijke kerken gebouwd konden worden en het evangelie van de zachtmoedige en genadevolle Verlosser maar overal op aarde gepredikt zou worden. De naam van Hawkins schip kon dit alles niet duidelijker maken. Het schip droeg de naam Jesus of Lubeck
De laatste woorden van Hawkins zijn beroemd geworden: “Serve God daily, love one another, preserve your victuals, beware of fire and keep good company!”
Een tegenwoordige gelovige kan zich zijn hele leven pijnigen met de gedachte dat één enkel voorschrift op de berg Sinaï of één enkele ondubbelzinnige uitspraak van Jezus ongekend veel leed van miljoenen mensen had kunnen voorkomen. Waarom kwam God nooit op deze gedachte, maar wel een mens die door de bijbel als door en door slecht gezien wordt, ja, pas de mens van de negentiende eeuw, wanneer hij voor het eerst nee tegen de bijbel durft te zeggen? Uiteindelijk moest de strijd in de Verenigde Staten in naam van de menselijkheid tegen de fundamentalistische christelijke geloofsovertuigingen van de zuidelijke staten met oorlog gestreden worden.
Hoe hebben tegenwoordige christenen deze problemen opgelost? Heel eenvoudig: je zult ze regelmatig horen zeggen dat de slavernij als gevolg van het christendom uit de wereld is verbannen. Zo worden christenen zelfs tot de grootste oneerlijkheid in hun denken verwrongen! Lees hier de waarheid over het christelijk geloof:
Wie het slavenjuk draagt moet zijn meester hoog achten, zodat Gods naam en de leer niet worden bespot. Een slaaf die een gelovige meester heeft, mag zijn meester niet zijn respect onthouden omdat ze broeders zijn. Integendeel, hij moet hem met nog meer inzet dienen. Onderwijs dit alles en spoor ertoe aan. Iemand die iets anders onderwijst en niet instemt met de heilzame woorden van onze Heer Jezus Christus en de leer van ons geloof, is verblind. Zo iemand begrijpt niets, maar is ziek door zijn geredetwist en geruzie. (1 Tim. 6: 1-4)
Slaven moeten in alles het gezag van hun meester erkennen en het hem naar de zin maken. Ze mogen hem niet tegenspreken. (Titus 2: 9)
Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid. (Ef. 6:5)
Slaven, erken het gezag van uw meesters en heb ontzag voor hen, niet alleen voor de goede en rechtvaardige, maar ook voor de hardvochtige. Het is een blijk van genade als iemand, doordat zijn aandacht op God gericht is, in staat is onverdiend leed te verdragen. Immers, is er enige reden om trots te zijn wanneer u slagen verdraagt die u als straf voor uw wangedrag krijgt? Het is echter een blijk van Gods genade wanneer u verdraagt wat u moet lijden voor uw goede daden. Dat is uw roeping.(1 Petrus 2: 18)
Stemmen uit de geschiedenis
‘Slavernij is ingesteld door God Almachtig….het is goedgekeurd in de bijbel, zowel in het Oude als in het Nieuwe, van Genesis tot Openbaringen…het heeft alle eeuwen door bestaan, is te vinden bij de volkeren met de hoogste civilisatie en bij de volkeren met de hoogste vormen van kunst.
Jefferson Davis, President, Confederate States of America, 1861-1865
‘Aan mijn dochter, Joyce Falkner, huidige vrouw van John Falkner, woonachtig in de gemeente Fayette in de staat Virginia, geef ik een negermeisje genaamd Gemima, ook Mima genoemd. Ik geef haar aan bovengenoemde Joyce met inbegrip van Mima’s nageslacht voor altoos en voor het alleengebruik van genoemde Joyce. Zij zal haar bezitten of zich van haar ontdoen zoals het haar maar moge behagen. Hierbij herroep ik alle mogelijke eisen of rechten waar genoemde Gemima alias Mima ten aanzien van haar nakroost een beroep op zou kunnen doen.’
Laatste wil van Toliver Craig in geval van zijn overlijden, 1791
‘Ik heb mij dood gezocht om voor de zeventiende eeuw vijf katholieke schrijvers te vinden die zich uitdrukkelijk tegen slavernij hebben uitgesproken. Ik heb ze niet gevonden. Maar christelijke auteurs van hoog tot laag die pro slavernij hebben geschreven, daar vind je er duizenden en duizenden van.’
Professor Vermeersch

