
Meer existentiële benauwdheid
Tot mijn schrik gaat Ouweneel nog door met het behandelen van individuele levens om indruk te maken en God aan de man te brengen. Hij noemt ze ’existentiële Godsbewijzen’, ik noem ze zaken die hij nooit in zijn boek had mogen opnemen, omdat ze van geen enkele relevantie zijn. Ouweneel geeft toe dat deze verhalen slechts ’betrekkelijke waarde’ hebben.
Sterker nog, de atheïst zal met evenzovele verhalen komen aanzetten van christenen die atheïst zijn geworden.
Precies, en om preciezer te zijn had de zin aangevuld moeten worden met: ”…en zich na deze ommekeer beter voelen in het leven dan ooit tevoren.” Want met God in je leven rondlopen is net zo prettig, gelukkigmakend, frustrerend en vermoeiend als vertrouwen op een amulet dat je draagt, of op een gelukssteen om je hals. Een atheïst is de enige die bevrijd is van vreemde onbegrijpelijke machten, en de enige die rust ervaart en een autoriteit voor zichzelf mag zijn. Ouweneel schrijft dat hij enkele van die atheïstische verhalen op het internet gelezen heeft en niet onder de indruk is.
Verreweg de meeste van die verhalen betreffen helemaal geen diep-overtuigde christenen, maar hooguit mensen die een christelijke opvoeding hebben gehad, totdat zij vroeg of laat – gewoonlijk tijdens de adolescentie – zich ervan afwenden, om wat voor reden dan ook…Wie goed naar deze personen luistert, zal vernemen dat zij nooit echte christenen waren. Steeds gaat het bij dit soort ’bekeringen’ tot het atheïsme om mensen die nooit innerlijk, met hun hart, deelgehad hebben aan het christelijk geloof. Daarom vind ik de verhalen die ik te bieden heb, veel beter.
Deze woorden van Ouweneel zijn bijzonder betreurenswaardig. Het gesnoef van de laatste zin zegt enkel iets over de persoon van Ouweneel zelf, en de kenschetsing van mensen die het christelijk geloof gedag zeggen zal voor iedereen die dit proces meegemaakt heeft pijnlijk zijn om te lezen. Ik heb het commentaar dat ik vast nooit een echte christen ben geweest veelvuldig te horen gekregen, en elke keer doet het bijzonder pijn. Ik kreeg het onder andere door Ouweneel zelf in een ander verband te horen. En dat verband maakt duidelijk waarom christenen zo’n behoefte hebben om afvalligen altijd te bestempelen als ’nooit echte christenen geweest’. Het is vanwege hun theologie die het niet toestaat dat een echte christen uit de hand van God gerukt zou kunnen worden. Zoiets zou God in zijn hemd zetten, Hem zwak maken, zoiets zou menige uitspraak in de bijbel tegenspreken, zoals dat God ”niet laat varen het werk Zijner handen”, of als het moet alle brave gelovige schaapjes aan hun lot overlaat om op zoek te gaan naar dat ene verdwaalde schaapje, en niet te rusten voordat het schaapje weer gevonden is. Zoiets zou de gelovigen angst geven dat het hem/haar ook zou kunnen overkomen! Het is moeilijk om iemand te vergeven die zo aanmatigend over het innerlijk van een ander meent te kunnen oordelen, maar het helpt wanneer men inziet dat christenen slaven zijn van hun theologische leringen. Ze zijn nooit met mensen in gesprek, maar enkel met hun eigen leringen, met hun eigen ideologie, reden waarom vele niet-christenen zo’n hekel hebben aan uitgesproken christenen. Waarom overigens heeft Ouweneel niet wat langer gezocht op het internet om te zien dat er ook vele afvalligen rondlopen – waarvan ik een voorbeeld ben – die wel degelijk lange tijd gelovig zijn geweest en met geheel hun hart? Zelfs als ze uitzonderingen zijn dan nog zetten deze getuigenissen een dikke streep door zijn redenering. De redenering is een eerlijke zoeker naar waarheid onwaardig.
We worden in dit hoofdstuk geconfronteerd met vijf personen die van atheïst tot christen zijn bekeerd. Vreemd dat Ouweneel geen vijf Nederlanders kan optrommelen, maar enkel drie amerikanen en twee engelsmannen. Blijkbaar zijn er geen Nederlandse ex-atheïsten van enige merites die enige indruk kunnen maken.
Het eerste geval vertelt over Ivan Panin, een Rus die in 1855 geboren werd. Hij had zich ingezet om van de tsaar af te komen en werd verbannen uit Rusland. Hij emigreerde naar de VS en hield lezingen over Russische en andere literatuur. Toen hij op een keer verklaarde een ’eerlijke atheïst’ te zijn werd hij daar naderhand op aangesproken door een christen genaamd Mabie. Mabie liet hem Johannes 7:17 zien waar zoiets staat als dat indien iemand in oprechtheid de leer van Jezus in de praktijk brengt hij beslist zal erkennen dat die uit God komt. Een vreemde tekst, want zelfs indien de leer van Jezus uitstekend zou zijn, zou het nog steeds volstrekt niets zeggen over het bestaan van God en nog minder of de leer nu van God afkomstig is of niet. Mabie vroeg: bent u op deze uitdaging ingegaan?” Het antwoord van Panin was nee. Vervolgens krijgen we weer eenzelfde scène als die uit het verhaal over Ironside. Ik zal het maar de evangelistensnoeverij noemen:
Toen stond Mabie op en riep hem met donderende stem toe: ’Als u ooit weer de moed hebt uw mond open te doen tegen het christendom zonder dat u op die uitdaging ingaat, zal ik u in alle uithoeken van het land als een huichelaar aan de kaak stellen!
Wat een lef! Wat een domheid! Zoals ik al opmerkte is het onmogelijk dat het vers uit Johannes hout snijdt. Te ontdekken dat iets een uitstekende leer is zegt volstrekt niets over God, dus wat móet een atheïst daar nu mee? Wat een arrogantie en belachelijke bombast iemand zo maar als ’huichelaar’ te bestempelen en hem overal te gaan achtervolgen om hem te belasteren! Wat moet ik nu met zo’n idiote tekst? Ik heb nu zin om het commentaar op Ouweneel maar hierbij te laten. Ik ben tot bladzijde 40 gekomen. Het boek is tot nu toe in en in triest. Ik heb te doen met de man waarnaar ik in mijn jeugd ooit opkeek. Een man met zoveel meer talenten als ik. Hij heeft ze weggegooid en tracteert de wereld op teksten die enkel in Wachttorenblaadjes en circustenten voor zomerse opwekkingsbijeenkomsten geëvenaard worden. Ik kijk hoeveel bladzijden er nog voor de boeg zijn. Het staat me tegen. Waarom verspil ik mijn tijd aan retoriek? Iedereen die beschikt over een IQ waarmee men de lagere school doorloopt zal dit kunnen onderkennen als enkel propaganda.
Ik dwing me door te lezen. Ik kan het wel raden: Panin zag in dat het de man ernst was. Hij zegde al zijn lezingen af, verliet de stad, ging een ”grondig onderzoek” doen van twee jaren en ”was zo eerlijk daar de consequenties uit te trekken en een dienstknecht van God te worden”. Aangezien hij zo bekend was kwam hij hiermee met grote koppen in de kranten. En ja hoor, meneer heeft naderhand bijzondere boeken geschreven over ”de verbazingwekkende mathematische patronen” in de Hebreeuwse en Griekse grondteksten. Wat is leuker om je tijd op aarde door te brengen dan met kabbalistisch gegoochel. Ik heb het ook jarenlang leuk gevonden aan de hand van meneer Weinreb de bijbel door te gaan. Je kon er nooit een speld tussen krijgen zo mooi allemaal. Het is temeer verbazend aangezien die grondteksten niet eens bestaan, en men enkel beschikt over duizenden varianten van kopieën van kopieën van kopieën. Ouweneel schrijft als slot nog een diepzinnige kreet van deze geweldige man die pas in 1942 overleed en daarom tijd had om wel 40.000 bladzijden over de goddelijke bijbel te schrijven. Om de volgende wijsheid wordt hij nu tot in de verre toekomst op handen gedragen:
De Bijbel moet, evenals de grote God zelf, niet benaderd worden met veel lawaai en drukte, maar met een gebroken hart en een verslagen geest, in een ootmoedige houding; bovendien met ontschoeide voeten, in plaats van geschoeid met de laarzen van de moderne bijbelkritiek.
Vertaling: maak eerst je leven leeg en ongelukkig, zet je kritisch verstand vervolgens op nul, dan zal het je gegarandeerd lukken een christen te worden! En wanneer je later wat vervelende teksten tegenkomt, bijvoorbeeld God die weer eens een woedeuitbarsting krijgt, Mozes die een massamoordenaar wordt, bloed dat bij de priesterwijding op de rechteroorlel en rechtergroteteen moet gesmeerd worden, Jezus die bokken in een eeuwig vuur gooit ofzo, hou op met die teksten zo simplistisch te lezen, maar ga rekensommetjes maken met de letters. Je zult zien dat de Bijbel dan in een goddelijk klompje goud verandert!
C.S. Lewis is vervolgens aan de beurt! Uiteraard. Ik had het kunnen raden. C.S.Lewis is tegenwoordig de meest gelezen christelijke apologeet op de gehele wereld.
Het atheïsme kon hem niet langer bevredigen.
Ik merkte het al eerder op: bij tot geloof komen gaat het altijd om bevrediging van psychische behoeftes. Op een gegeven moment komt Lewis via
puur rationeel-intellectuele overwegingen tot een absoluut idealisme, dwz. tot het geloof in het Absolute, in de absolute Logos, zonder welke de logos in de kosmos als geheel en in de mens in het bijzonder niet te begrijpen is.
Wat een volzin! Wat een santekraam aan lulkoek! Puur rationeel-intellectuele overwegingen?! Jaja.
Vandaar was het geen grote stap meer naar de idee van ’God’.
C.S. Lewis had een Anglicaanse opvoeding. Men kan beter zeggen dat het vandaar geen grote stap was. Maar laat ik het nog eens wat dieper bekijken. In de inleiding van zijn beroemde boek The Problem of Pain schrijft Lewis:
Wanneer iemand mij in de jaren toen ik nog atheïst was, gevraagd had: ’Waarom geloof je niet in God?’, zou mijn antwoord ongeveer als volgt hebben geluid: Kijk eens naar het heelal dat wij bewonen. Verreweg het grootste gedeelte ervan is een lege ruimte, volslagen duister en onmetelijk koud. De aarde zelf heeft miljoenen jaren bestaan zonder dat er leven op gevonden werd, en zal misschien nog miljoenen jaren blijven voortbestaan nadat het leven er weer verdwenen is. En wat te zeggen van het leven zolang het bestaat? Het is zo geordend dat alle vormen alleen kunnen bestaan doordat het ene leven het andere verslindt. Bij het hogere leven openbaart zich een eigenschap bewustzijn genaamd, waardoor het mogelijk wordt dat de dood gepaard gaat met lijden en pijn. De schepselen veroorzaken al lijden wanneer ze geboren worden. Zij leven door lijden te veroorzaken, en voor het merendeel sterven zij onder lijden. In de meest gecompliceerde van alle schepselen, de mens, treedt een hoedanigheid naar voren die wij rede noemen. Door deze rede is de mens in staat zich zijn lijden vooruit te zien, hetgeen zijn lijden nog versterkt. Diezelfde rede stelt de mens ook in staat, door talloze vernuftige kunstgrepen, aan elkaar en aan redeloze schepselen veel meer lijden toe te brengen dan hun anders mogelijk zou zijn geweest. Dit vermogen hebben zij ten volle uitgebuit. Zo nu en dan weten zij hun toestand enigszins te verbeteren en ontstaat er wat wij noemen een beschaving of cultuur. Alle beschavingen gaan echter weer ten onder. En ook wanneer dit niet zo is, wat dan? Het menselijk geslacht is ten dode opgeschreven. Want het heelal, zo zegt men, gaat de ondergang tegemoet en er zal een tijd komen dat het terugzinkt tot een eenvormige oneindigheid van homogene materie. Alle leven zal uiteindelijk blijken een voorbijgaande zinloze grimas te zijn geweest op het wezenloze gelaat van oneindige materie. Als u van mij vraagt te geloven dat dit het werk is van een welwillende, almachtige Geest, dan antwoord ik dat alles getuigt van het tegendeel. Óf er is geen geest achter het heelal, óf het is een geest die voorbij goed en kwaad is, óf het is een boze geest.
Ouweneel geeft als commentaar:
Maar God trok Zich van al deze redeneringen niets aan en werd hem eenvoudig te sterk.
Hoezo God was te sterk? Wanneer iemand het bovenstaande leest (ik heb de tekst iets ingekort, de originele tekst geeft nog meer troosteloze details), wie zal het ontgaan dat Lewis’ geestesgesteldheid door en door nihilistisch was? In zijn hele boek dat bedoeld is als een antwoord op de probleemstelling van het lijden, komt Lewis in geen velden of wegen met iets wat zijn eigen bovenstaande redenering waarmee het boek begint omver gooit of teniet doet. Hij merkt weliswaar op dat hij in zijn atheïstische redenering iets over het hoofd zag, namelijk dat
Als het heelal zo slecht – of zelfs maar half zo slecht – is als men beweert, hoe heeft men er dan ooit toe kunnen komen het ontstaan ervan toe te schrijven aan de werkzaamheid van een wijze en goede Schepper? Mensen mogen dwaas zijn, maar toch zeker niet zo dwaas.
Hoe weinig doordenkt Lewis dit gegeven! Ten eerste heeft blijkbaar niet iedereen zo’n nihilistische instelling als hij. Ten tweede werden die fantasieën gecreëerd in een tijd dat men nog niet over de tegenwoordige kennis van het heelal en de wereld beschikte. Denk alleen maar aan hoe lang de godsdienst het denkbeeld leerde dat ellende altijd eigen schuld is en iedereen die vriendje is met God vergezeld wordt door voorspoed. In ieder geval trekt Lewis de conclusie – terecht of niet – dat religie ten diepste een andere oorsprong heeft. Hij weidt daar vervolgens lang over uit, maar zelfs indien al die andere redenen hout snijden veegt niets de geldigheid van zijn oorspronkelijke argumentering voor afwijzing van het christelijke geloof van tafel. En indien Lewis dus tóch tot geloof kwam, dan is het absoluut niet vanwege ”puur rationeel-intellectuele overwegingen”, zoals Ouweneel laat weten, maar vanwege psychische behoeftigheid.
Volgens Ouweneel had God nog een andere pijl op zijn boog (Ouweneel spreekt hier over God alsof het een soort Cupido poppetje is). De stoerste van alle atheïsten die Lewis kende zei ”doodleuk” tegen hem dat de bewijzen voor de historiciteit van de Evangeliën ”eigenlijk verrassend goed” zijn. En nu komt het leuke: Lewis onderwierp zich ”met de grootste tegenzin” aan deze God van de bijbel. Voor mij is het verhaal hierbij uit: iemand die iets vies vindt kan een proef op de som doen – ik heb het zelf ook vaak uitgeprobeerd -: ga dat wat je vies vindt dagelijks eten of drinken, dwing je ertoe. Het duurt ongeveer drie weken en dan is je smaak omgedraaid. Zo kun je bijvoorbeeld thee of koffie zonder suiker of melk leren drinken. Wanneer je wat later weer thee of koffie mét suiker of met melk wordt aangeboden vind je dát vies.
De ratio was Lewis’ wapen bij uitstek.
Wie weet heb ik ooit nog eens zin in een uitvoeriger ontleding van Lewis. De ratio als wapen bij uitstek levert in verband met een christen altijd een paar vermakelijke capriolen op. Dit begin van Lewis’ carrière als christen laat in ieder geval niet veel ratio zien.
Ik heb inmiddels een nachtje erover geslapen en lees het verhaal over Lewis weer een keer. Ik erger mezelf eraan dat Ouweneels boek bij mij enkel negatieve gedachten oproept. Het is niet wat ik wil in dit commentaar, en zeker niet waar ik mee bezig wil zijn in het leven. Maar de teksten laten me geen keus. Ik lees het verhaal nu met het vastberaden besluit dat ik Lewis positief tegemoet wil treden en het verhaaltje van Ouweneel een positieve dienst wil laten bewijzen in mijn leven. Het is eigenlijk heel gemakkelijk hetzelfde verhaaltje te schrijven over mijzelf. Ik ben ook altijd met de ratio bezig geweest. Ik werd als tiener bekeerd nadat ik ingewijd was in de christelijke eindtijdleer en onder de indruk was van die geweldige profetieën in de bijbel die duidelijk juist in mijn tijd allemaal uitkwamen. Mijn getuigenis zou dan in geuren en kleuren vertellen hoe ik alles opgaf om God te dienen, hoe ik altijd wonderbaarlijk kracht kreeg in het leven en de allergrootste uitdagingen aan kon. Maar dan vertelt het verhaal van een ommekeer in mijn denken. Ik had geen last van televisiekijken en alcohol (ik ben zelfs nog nooit een keer dronken geweest in mijn leven), maar werd tot atheïsme gedwongen door mijn vroomheid, door mijn overgave aan God. Vroomheid is iets heel anders dan wat men er in de regel onder verstaat. Vroomheid heeft niets te maken met strengheid in de leer en alle regeltjes onderhouden, maar kan slechts daar gevonden worden waar men ketter is, waar men zijn eigen godsdienst aanklaagt omdat het niet goed en verheven genoeg is. Nietzsche is het summum van vroomheid, de man die godsdienst tot op de bodem begreep toen hij uitsprak: ”Hem heb ik lief die zijn God kastijdt!” Ik pak weer eens een boekje van C.S.Lewis uit de kast, Reflections on the Psalms, en ik blader het door. Keurig ingedeeld in hoofdstukjes, een paar theelepeltjes ”oordeel in de psalmen”, een paar pittige ”cursings”, een vleugje ”dood in de psalmen”, afgewisseld met gelukkig eindelijk een beetje ”sweeter than honey”, tot slot nog een paar opmerkingen over ”lofprijzing” en ”tweede betekenissen”. Lewis schrijft dat het boekje maar een paar gedachten weergeeft die bij hem opkwamen tijden het lezen van de psalmen, soms waren ze plezierig, soms het tegendeel. Ik lees enkel gekeuvel. Nergens zie ik een man die tot bloedens toe vecht met de psalmen, een man die God aanklaagt dat Hij in zijn woord niets beters kon produceren dan geklaag, gepoch, haat, arrogantie, en illusies van valse hoop. Hij worstelt niet, hij schrijft zijn eigen bijbel niet, hij overwint zichzelf niet, hij overwint zijn God nooit. En dat is het probleem met alle gelovigen, ze liggen teveel als zielige slaven voor de voeten van een koning en hebben nog nooit hun koning aangeklaagd of uitgedaagd om het beter te doen, nog nooit een visioen gehad om alles beter te doen dan hun koning ze voorgeschreven heeft. Maar mijn wijsheid zegt dat enkel dát nu juist vroomheid en ware en waardevolle religie is.
Niemand buiten een kleine kring van vakspecialisten zou ooit van deze man gehoord hebben als hij geen christen was geworden en zijn literaire gaven was gaan gebruiken in dienst van zijn Heer. ’Ik werd mijzelf pas toen ik mij aan een Ander gaf’, zei Lewis
Grappig. Het verhaal over mij zou exact hetzelfde zeggen, maar met omgekeerde inhoud: niemand zou ooit van mij gehoord hebben indien ik tegen het christelijk geloof niet in opstand was gekomen en mijn eigen gaven en mijn eigen visioen van iets beters maar had verontachtzaamd. Ik werd mijzelf pas toen ik mij eindelijk aan mijzelf gaf!
Gedurende lange tijd was Lewis voorzitter van de Oxford Socratic Club, een debating society, waar christenen en atheïsten elkaar met argumenten om de oren sloegen. Lewis was in deze debatten zo geducht dat niemand hem echt kon verslaan. De beroemde bioloog J.B.S. Haldane (1892-1964), een atheïst, hield er eens een lezing, maar vertrok schielijk, nog voordat Lewis hem van repliek kon dienen, men zegt uit vrees te worden verslagen…
Bovenstaande woorden zijn lucht en leegte. Onbegrijpelijk dat iemand die serieus wil bezig zijn met waarheidsvragen zich aan dit soort ouwe wijven praat schuldig maakt. Niets is gemakkelijker dan het omverkegelen van Lewis’ argumenten voor het christendom (bijvoorbeeld zijn beroemde maar pathetische argument dat Jezus ofwel leugenaar en gek was ofwel de Zoon van God). (Zie hier)
Het volgende verhaal gaat over een amerikaan genaamd John N. Clayton:
Hij werd rond 1950 opgevoed in een atheïstisch gezin te Bloomington (Indiana), waarin het geloof belachelijk werd gemaakt, en werd als jongeman lid van dezelfde georganiseerde atheïstische groep als de zeer bekende atheïste Madalyn Murray. Hij was overtuigd dat iedereen die in God geloofde dwaas, bijgelovig en onwetend was en gewoon niet naar de bewijzen had gekeken. Hoewel zijn ouderlijk huis harmonieus was, liep hij als een rebel weg van huis en begon een zelfzuchtig en immoreel leven te leiden, te stelen, te vloeken, te drinken, drugs te gebruiken en plezier te maken.
Ik merk meteen op dat Ouweneel flink zijn best doet om bij de gelovigen het stereotype beeld van atheïsme te bevestigen: atheïsten zijn mensen die genieten van belachelijk maken, christenen het liefst uitschelden, en een immoreel leven leiden.
However, ondanks al het stelen, vloeken, drinken, drugsgebruik en plezier maken, lees ik dat hij het klaarspeelt aan de universiteit een bachelor degree te behalen in natuur- en wiskunde, en een masters degree in geologie en aardwetenschap. Vervolgens wordt hij natuurkundeleraar en wint prijzen!
John stelt zijn natuurkundeprofessoren de kritische vraag wat de Big Bang veroorzaakte, en hoe ontstond de eerste levende cel? En hoe bestaat het!, zijn professoren kunnen de zaak niet geheel op bevredigende wijze beantwoorden.
Dit verwarde hem, omdat hij had gedacht dat de natuurwetenschap de antwoorden had op alle denkbare vragen van de mens.
Kijk, dat is het nou waarom ik niet van Amerikanen en Amerikaanse verhalen houd. Ze zijn altijd enkel van het niveau van Readers Digest. Zoals te verwachten was komt er nu een meisje opdagen die hem aanspoort de Holy Bible te gaan lezen. Uiteraard gaat de atheïst John dit doen om ”al de stompzinnigheid van de bijbel” aan te kunnen tonen. Maar hoe bestaat het!
Al lezende kwam hij echter tot de verbluffende ontdekking dat hij geen enkele stompzinnigheid in de bijbel kon ontdekken.
Hoe dom kan een amerikaan wezen, vraag ik me nu af. Heeft hij dan niet Jozua even een zon zien laten stilstaan om meer tijd te hebben de laatste vijand uit te roeien? Heeft hij niet gelezen hoe Elia even vuur uit de hemel bestelt om een legertje soldaten te verteren en ongestoord zijn leven in eenzaamheid te kunnen voortzetten? ”Hij moest zelfs vaststellen dat veeleer die vooroordelen stompzinnig waren geweest.” Vervolgens wordt John steeds ongelukkiger wat betreft zijn eigen levensstijl. Hij ontdekte ook ”dat mensen die blijvend van de drugs of de alcohol afkwamen, bijna altijd christenen werden, zo niet, dan vielen ze altijd terug in de verslaving.” Ouweneel legt hier haarfijn uit dat religieus geloof verwant is aan verdovende middelen om aan de benauwdheid en eisen van het leven te kunnen ontkomen en dezelfde mensen aantrekt die men op andere manieren in de goot kan aantreffen. Wie weet heeft hij gelijk en is religieus geloof een beter alternatief voor zulke mensen dan medicatie, alcohol of drugs.
John wilde zich echter niet zomaar overgeven aan de God van de Bijbel. Hij begon de Veda’s en de Koran te lezen, de uitspraken van Boeddha, de geschriften van Baha’ullah (1817-1892) en Zoroaster en ontdekte dat ze allemaal dingen leerden die hij totaal niet kon accepteren, omdat ze onlogisch, inconsequent, onwetenschappelijk of immoreel waren, – terwijl de Bijbel ver verheven was boven al die verwerpelijke zaken.
Nu breekt mijn klomp. We hebben hier dus een begaafde man met een stel universitaire graden. Hij ontmaskert feilloos de absurditeiten in andere religies, maar is niet in staat het immorele van de goddelijke opdracht tot genocide in de Bijbel, de onderdrukking van de vrouw in de Bijbel, de talloze onbenullige wonderen, de onwetenschappelijke uiteenzettingen, contradicties zoals Oude Testament en Nieuwe Testament, het idiote van het uitverkoren zijn in te zien? Hoe dik kan de existentiële behoeftigheid er bovenop liggen? En nu komt de klap op de vuurpijl:
Wat de doorslag gaf in Johns leven, was de ontmoeting met zijn geologie-professor, een briljante, bekende atheïst. Tijdens zijn eerste college zei de man: ’Ik zal jullie laten zien dat de Bijbel een hoop afval is.’ Hij vertelde uitgebreid over radioactieve dateringsmethoden en beweerde dat volgens de Bijbel de aarde maar zesduizend jaar oud is. John stak zijn vinger op en vroeg waar dat stond. De professor antwoordde dat hij dacht dat het in Genesis 52 stond. John antwoordde dat Genesis maar 50 hoofdstukken heeft. Later ontdekte John dat de Bijbel nergens zegt dat de aarde maar 6000 jaar oud is en helemaal niets over de ouderdom van de aarde zegt. De professor bracht nog meer van dit soort enormiteiten te berde, maar John, die nog steeds atheïst zei te zijn maar intussen zijn bijbeltje aardig kende, kon hem elke keer corrigeren. Bij het examen zei hij tegen deze geleerde atheïst: ’U hebt mij niet werkelijk ook maar één tegenstrijdigheid getoond tussen wat wij in de cursus bestudeerd hebben en wat de Bijbel leert.’ De professor haalde zijn schouders op en zei onverschillig. ’Wel, ik denk dat als je het echt bestudeert, er geen tegenstrijdigheid is.’
Hoe amerikaanser kan een verhaal opgelepeld worden? Moet ik hier echt serieus commentaar op geven? Als ik hier al een commentaar op wil geven zou het wellicht dit zijn dat Ouweneel zelf vroeger ook van mening was dat de aarde jong was. Hij redeneerde dat de geslachtsregisters in Genesis wellicht wat geslachten oversloegen, en de aarde dus enige duizenden jaren ouder kon zijn dan 6000 jaar oud, maar meer dan 10.000 jaar zou het volgens hem niet kunnen zijn. Is hij nu opeens gezwicht voor de oude aarde en is er tussen de eerste twee verzen van de bijbel een ’hemels intermezzo’ van miljoenen jaren stilte ofzo ingelast?
Het verhaal eindigt met de crux van het verhaal: het bewijs waar het in het gehele verhaal enkel en alleen om draaide en ik keer op keer weer tegenkom: existentiële benauwdheid:
John was verbijsterd. Hij ging naar zijn slaapkamer in een soort shocktoestand. Hij kon niet geloven wat er was gebeurd. Hij zat op zijn bed en dacht na, urenlang, verbijsterd over zichzelf: zijn oneerlijkheid, zijn kortzichtigheid, zijn egoïsme, zijn neerkijken op anderen. Hij voelde zich door en door ellendig. Toen een medestudent vroeg waarom hij niet naar het avondeten kwam en of hij ziek was, zei hij: ’Ja, ik ben ziek van mezelf, ziek van m’n zelfzucht, ziek van het gebruiken van andere mensen, ziek van m’n oneerlijkheid, ziek van…’. Pas achteraf begreep hij wat er met hem gebeurde: God was aan het werk in zijn hart en bracht deze eigenzinnige jongeman tot zondenbelijdenis en geloofsovergave aan God. Zoiets heet ’bekering’.
Nee, meneer Ouweneel, zoiets is je ene ziekte omruilen voor een andere. John besefte niet dat hij zijn ene oneerlijkheid omruilde voor een nieuwe oneerlijkheid, zijn ene manier van strompelen omruilt voor een nieuwe manier van strompelen in het leven, zijn ene arrogantie omruilt voor een nieuwe vorm van arrogantie.
Ach, wat kwel ik mezelf met al die stompzinnige verhalen over hoe God een kruk kan zijn, hoe God aan het werk is in mieren van de geest. Nóg twee verhalen voor de boeg. Ik zie er zo tegenop om ze door te moeten ploegen, om het geploeter en gesnik van de kleine mens maar aan te moeten zien. Walging, walging!
Ach, de mens keert eeuwig weder! De kleine mens keert eeuwig weder!- Naakt zag ik eens beiden, de grootste en de kleinste mens. Al te zeer lijken ze op elkaar- al te menselijk ook de grootste nog!
Nietzsche in Aldus sprak Zarathoestra
Al te klein de grootste! Dit is mijn weerzin tegen de mens! De eeuwige wederkomst ook van de kleinste! Dit is mijn weerzin tegen alle bestaan! Ach, walging, walging, walging!
Wat verlang ik nu naar Zarathoestra, de frisse lucht en eenzaamheid van Finland, het met rechte rug lopen in het donker, het staan op graniet, het zwemmen in het koele meer, het sneeuwruimen met blote handen.
Ik word vervolgens geplaagd met de amerikaan Mark McGee. Opgegroeid in de baptistenkerk. ”Hij woonde veel opwekkingsdiensten en evangelisatiebijeenkomsten bij”.
Vandaag de dag zou Marks verhaal op het internet kunnen worden gepubliceerd als een prachtig voorbeeld van iemand die ’christen’ was geweest, maar in volle overtuiging het christendom eraan had gegeven en voor het atheïsme had gekozen. Ik zei al dat er verscheidene van dat soort verhalen op het internet staan. De werkelijkheid is, ten eerste, dat Mark nooit een echt christen geweest is. Ten tweede: God was nog niet klaar met hem. Marks ouders bleven voor hem bidden.
Waarom, waarom, meneer Ouweneel, moet u uw God en eigen waan tot het uiterste verdedigen door ex-christenen altijd neer te zetten als ’nooit echt christen geweest’? U doet mij pijn! Dit ’in werkelijkheid-argument’ is niet eerlijk!
Mark was volkomen uit het veld geslagen toen hij ontdekte dat de vele bijbelmanuscripten bevestigen dat de Bijbel ondanks zijn hoge ouderdom een van de meest betrouwbare antieke geschriften in de wereld is.
Deze passage is niet eerlijk, meneer Ouweneel. U bent vast wel op de hoogte van de evangelicaalse tekstcriticus en expert Bart Ehrman, die uit het veld werd geslagen door exact het omgekeerde te ontdekken!
Terill en Ed lieten hem ook zien dat Jezus Christus een echte historische figuur is geweest. Duizenden mensen getuigden van het leven en de bediening van Christus.
Ook deze passage is niet eerlijk, meneer Ouweneel. U hebt vast wel gehoord van The Jesus Puzzle van Earl Doherty. Eerlijkheid van denken geeft slechts een puzzel, geen historisch figuur. Zelfs Paulus kan men niet betrappen op een getuigenis over een historisch figuur. Hij heeft geen enkele weet van een historische Jezus.
Toen Mark naderhand terugkeek op zijn verleden, zag hij Gods verbazingwekkende genade in zijn leven. God wist precies wat hij nodig had: geen banaliteiten, maar de waarheid.
Interessant, dezelfde ingrediënten waren de belangrijkste voor mij. Ik had er echter geen goddelijke genade voor nodig. Ik moest slechts wat minder lui worden en zelf aan het werk gaan.
Hij besefte ook dat hij een zondaar was. Niet dat hij een crimineel was, maar gewoon dat hij op geen stukken na beantwoordde aan de normen van zijn Schepper.
Is dat ’gewoon’? Het is voor mij de meest bizarre gedachte die een mens kan onderhouden. Wat is grotesker en smakelozer dan het denkbeeld van een Schepper die zijn schepsels erop aankijkt niet aan Zijn normen te voldoen? In Amerika zouden ze zowel tegen deze God als tegen deze mens kunnen zeggen: ’You have a problem with your attitude, dude’.
Nee, Mark kon geen enkele reden bedenken waarom hij Christus niet zou aanvaarden in zijn leven.
Gefeliciteerd Mark. Het is je gelukt om je hersens glad te strijken.
In de afgelopen jaren heeft Mark donkere uren in zijn leven gekend en zijn geloof is soms behoorlijk op de proef gesteld.
Ja, dat komt ervan als je eerst geen enkele redenen kan bedenken.
Ik laat Mark verder maar alleen met zijn ”grote Bron van liefde en inspiratie” en baan als directeur van GraceLifeMinistries. Het verhaal roert geen enkele snaar aan in me, en bij het lezen van een dergelijke term als GraceLife Ministries voel ik het geld al uit m’n portemonnee weggehaald worden.
De laatste klus: de ”vrij recente bekering van een doorgewinterde atheïste”, Amy Jones. Ze wordt opgevoed in een rooms-katholiek gezin, maar Jezus en God worden nooit genoemd. Op haar dertiende besloot ze dat God de volwassen versie van de paashaas was; een originele gedachte. In het vervolg vertrouwde ze op de natuurwetenschap. Ze geloofde dat de technologie uiteindelijk het paradijs op aarde zou brengen. Hoe naief kun je wezen. Amy sloot haar universitaire studie biologie en scheikunde af met de hoogste cijfers. Op een dag keek ze naar de krioelende massa termieten en overwoog ze dat er feitelijk weinig verschil was tussen hen en ons. Alweer een opmerkelijke gedachte waar nog nooit iemand anders is opgekomen. Ze sloeg er enkele dood en vermaalde ze tot stof: wat maakte het uit? Aha! De immorele atheïst komt om de hoek kijken. De verdorven nihilist. Hier móet een goddelijk ingrijpen op volgen, anders is deze persoon verloren!
Wat doet het ertoe als alle mensen sterven? Wat was humaniteit meer dan een georganiseerd netwerk van atomen en moleculen? Mensen waren niets anders dan machines. Ze waren niets anders dan proefkonijnen, die zus of zo geconditioneerd en gemanipuleerd konden worden.
Ja, ja, ik voel het al aankomen. Straks heeft ze allemaal goddelijke antwoorden op deze leegte en deze verpletterende serie feiten, en tuimelt ze zonder dat ze er bezwaar tegen maakt en ooit opmerkt in de religieuze manipulatie. Zij zal het dan ’het ware leven’ noemen…Tien jaar lang doet ze druilerig werk in een laboratorium. Aha! Spoedig heeft ze een kick nodig, daar zal Jezus wel voor zorgen. En de hele tijd zit ze maar te piekeren ”Wat doet alles ertoe? Wat is de zin en het doel van het bestaan? Wat is liefde? Waarom anderen liefhebben?” Ze pakt Sartre op en concludeert dat hij van wit zwart maakt. Alweer een originele gedachte, er zit echt pit in deze vrouw. ”Ze probeerde nog wat andere atheïstische filosofen”, maar we raden het al, ”niemand had de antwoorden waar ze om zat te springen”. Maar begrijpen Ouweneel en al die zielige mensen dan niet dat de waarheid over het leven niet maalt om of wij erom zitten te springen of niet? Gaat het bij al die christenen dan enkel en alleen om hun depressie, hun egotrip? Is God dan niets anders dan de drug waarmee ze high kunnen worden?
Heimelijk was ze jaloers op de imbecielen die gelukzalig onwetend waren aangaande hun eigen zinloosheid. Graag zou ze hen wakker schudden en hun duidelijk maken hoe waardeloos hun levens eigenlijk waren.
Ik zou hierop zeggen dat haar jaloersheid overbodig was. Zij was een denkende imbeciel die wakker geschud zou moeten worden dat zij haar eigen leven waardeloos maakt. ”De ergste idioten waren de christenen”. We begrijpen het meteen. Zielige Amy is jaloers op de christenen die ”blij, blij, blij” en ”halleluja” roepen en niet jarenlang zo triest rondlopen als zijzelf. ”Het bestrijden van christenen werd geleidelijk het grootste amusement in haar leven”. Daar heb je weer die geniepige verdorven atheïsten. Niets anders dan vuilnis in hun leven en dan staan ze maar te honen en te trappen…En ja hoor, op een avond zit ze weer op het bed, ik heb het al eerder gelezen, op een gegeven moment zitten ze allemaal heel triest op hun bed, en dan gaan ze de bijbel eens met andere ogen lezen.
Intellectueel gezien ontdekte ze dat haar geest twee heel verschillende interpretaties kon aanvaarden van bijna alles wat zij las. De ene interpretatie maakte de hele passage onzinnig; maar de andere maakte de hele passage zinvol. Het deed denken aan het bekende plaatje waarin je zowel een mooie jonge vrouw als een oude heks kunt zien. Maar elke man ziet natuurlijk liever de mooie dame! Hoe kwam dat, als ook de Bijbel steeds twee interpretaties toeliet, de onzinnige en de zinvolle, dat zij, Amy, voortdurend wilde dat hij niet zinvol zou zijn?
Interessant. Iedere man ziet inderdaad liever de mooie vrouw, en die zal hij zeker geen dame noemen, maar meisje. Hoe zou de zinnige interpretatie van Numeri 31 eruit zien?…
Om een lang verhaal kort te maken komt ze na twintig jaar atheïsme tot de ontdekking dat Jezus voor haar zonden gestorven was. Toen ze haar zondigheid inzag was de eerste gedachte dat ze de hel verdiend had, hetgeen mooi uitkwam want het geloof in de hel krijg je er op de koop toe bij als Jezus je vriendje wordt.
Ineens drong het tot haar door dat abortus, buitenhuwelijkse seks, onbeperkt amusement, noem maar op, teruggingen op de ene zonde van de zelfzucht.
Ach wat een geweldige vrouw wordt het nu opeens. Ik zie haar al het bovenste knoopje van haar blouse dichtknopen. En ja hoor,
Nu had ze het leven gevonden”. Ze zag de mensen niet meer als de zinloze optelsom van biochemische componenten, maar als ’mooi’, dat wil zeggen als beelddragers van God.
En had ze in al die 20 jaren nou nooit eerder op dat idee kunnen komen dat andere mensen mooi zijn, en de wereld waarin ze leeft mooi is? Had ze dat nu niet meteen al kunnen denken voordat ze die termietjes ’vermaalde tot stof’? Had ze niet van klein kind af aan al kunnen weten dat ’onbeperkt amusement’ niet een gedachte is waarmee je een intelligent mens kenschetst?
Amy had geen wetenschappelijke bewijzen nodig voor de historische betrouwbaarheid, onfeilbaarheid en inspiratie van de Evangelieën, want de Heilige Geest Zelf bevestigde de woorden van Jezus aan haar hart.
Tsja, wie wou er nog maar in gesprek met mensen die zwichten voor argumenten?…
Op het internet vond ze een hele schare van atheïsten, gedreven door haat tegen het christendom en zich beijverend christelijke websites uit elkaar te plukken en te ridiculiseren.
Wat een ellendige mensen toch die atheïsten. Wat ben ik ook een rotvent dat ik Ouweneels boek becommentarieer. Er huist in mij vast een boze geest van haat tegen het christendom. Wie weet is het er één van het soort die enkel met vasten en jarenlang bidden uitgedreven kan worden. Gelukkig volvoert God juist zijn plannetjes met zo’n vervelende atheïst als ik, en zal ik vast later nog eens schijnen als één van de helderste sterren aan de hemel. God maakt nog wel eens een echte Paulus van mij, mijn opstand en zucht tot onbeperkt amusement dat botgevierd wordt op christenen behoort allemaal tot zijn Plan.
En zo niet? Dan ben ik nooit een echte christen geweest…
Wie overigens het verhaal van mijn getuigenis wil lezen kan hier terecht. Dit is wat ik tegenwoordig denk:
Religieus geloof heeft zijn basis in lijden aan het leven en de onmacht de dingen daadwerkelijk anders te maken of positiever te gaan bezien. Men pept zich psychisch op met fantasieën. Ik had er zelf tientallen jaren lang geen behoefte aan om de mythe van het geloof te ontmaskeren. En toen de behoefte wel ontstond was het een koud kunstje voor mij om het geloof op honderden manieren te ontmaskeren. Alle gereedschap ervoor had ik allang eerder in mijn leven in mijn handen gekregen. Ik wenste er eerder echter nooit gebruik van te maken. Ik werd uiteindelijk tot de ontmaskering gedwongen omdat ik met de neus op het feit werd gedrukt (door 9/11) dat het sprookje waar ik me altijd wel bij voelde op een vreselijke manier ook een gruwelsprookje is. De sfeer van de heiligheid van religie was grondig bedorven, en mijn ogen gingen open voor alles waarvoor ik bewust altijd mijn ogen had dichtgehouden. Ik ben het merendeel van mijn leven van het slag geweest ”ik doe niets anders dan mezelf geloof aanpraten”. In mijn leven zie ik atheïsme als een kwestie van geestelijk opgegroeid zijn, bewustzijnsvergroting. Zoals Nietzsche stelde: het gaat er bij de mens nooit om de waarheid te vinden, maar altijd om hoeveel waarheid iemand kan verdragen in het leven. Sommige mensen kunnen nooit waarheid recht in het gezicht aankijken en groeien nooit op. Wanneer je jong bent dan moet het geloof heel fanatiek echt waar zijn, want je mentale stabiliteit hangt letterlijk aan dat zijden draadje. Wanneer je ouder wordt begin je om je eigen pathetische figuur te lachen, en doet het er niet meer toe. Je hebt het geloof uiteindelijk niet meer nodig, en wat er eventueel van ’geloven’ dan nog overblijft is hooguit een leuk spelletje dat je speelt tegen iemand die bijna verdrinkt in het leven. Geloof is voor mensen die niet in staat zijn met lege handen het raadsel van het bestaan te moeten torsen. Je verzint voor die mensen een verhaaltje. Ieder verhaaltje is even geschikt. En ieder verhaaltje is even lachwekkend voor de mens wiens bewustzijn groter is geworden. Als die mens vriendelijk wil blijven glimlacht hij om de verhaaltjes. Slechts wanneer de verhaaltjes destructief worden, doe ik mijn mond open. Met een flinke zwiep van de staart veeg ik alle armetierige godverhaaltjes van tafel, en verzin ik, iemand die zelf helemaal geen verhaaltjes meer nodig heeft, maar weer wat beters voor die angstige en minder krachtige mensen.

